HET ROOSJE EN CHLOE.
1/\ l/llVlVl'WIA^/i Vli'Vhl/WU/lWV%V\V«.'Vl.l/%i Vll/ll/i
Hoe betoov'rend hoc aanvallig
Ziet gij lieve roos er uit
Als gij bij uw komst ter wereld
't Scliuckt'ren knopjon opcnsluit.
Wie moet niet uw' schoonheid roemen
Als ge ons vriendlij k tegenlonkt
En op uwen tengren stengel
Met de kleur der onschuld pronkt
Als gij 't gonzend bijtje noodigt
Uitgelokt door zoeten geur
Of het oog der lieve schoonen
Boeit door glans en gloed en klenr
Zie hoe moedig zij haar knopje
Op den stengel fier verheft.
Ach als maar geen wreede rukvlaag
't Scliuld'loos bloemptje nijdig treft.