golven ontwoekerd heeftmet minachting moeten neder-
zien als op 'ermiftig'e Landbedervers
Niet nieuw is de klagte over de te vroege bedijkingen
hier te lande. Reeds meer, dan twee eeuwen geleden,
klaagde de Zeeuwsche Kronijkschrijver Eijsditts van
Haamstede daarover, zeggende, dat, volgens het gevoe
len der ingezetenen van Schouwen men wel honderd
jaren te vroeg dijken tegen de Schelde had opgewor
pen. (5) Meer bepaaldelijk heeft men deze klagte geuit
ten aanzien der rivieren welke Gelderland Utrecht
en Holland doorstroomen. De heer Martivet onder
anderen, na in zijnen Katechismus der Natuur (l.« dl.
bl. 420 en volg.) een donker tafereel te hebben opge
hangen, omtrent het gestadig verhoogen der beddingen
onzer rivieren en der gevaren welke vroeg of laat
maar altijd onvermijdelijk, daardoor te duchten staan,
maakt deswegens de volgende aanmerking: (bl. 423)
«Tusschen de X.'enXIY.6 eeuw heeft men onsYader-
»land begonnen te bedijken, dat is, zoo veel als in
«kelders rondom aftesluitcn niet denkende,hoewel de
«landen te voren, door dit kostelijk slib van 't on-
bedwongen vrij heen stroomend water, des winters,
zigtbaar waren gemest en gehoogddat dit slib door
»'t bedijken gemist zou worden op de landen en dat
«de rivierbeddingen daardoor zouden rijzen (gelijk wij
«nu, helaas! zoo duidelijk zien) en dat de dus be-
(5) Eikdii, Chronicon. L. I, C. XVI.