69
breken ran den dag uitgezonden had. Eer deze evenwel
nog teruggekeerd was zag men in vollen galop cenen
ruiter aanrennen voor wien oogcnblikkelij k de poort
geopend werd. Hij gunde zich naauwelijks de tijd, om
zijn paard aan cenen knecht overlegeven maar ijlde,
druipende van den regen die sedert eenige uren ge
vallen was het slot binnen. Een gloeijend rood over
dekte Maria's wangen want zij herkende Jonker
Bloijs. Niet zoodra was hij binnen het vertrek, of
men bestormde hem met vragen. Eerbiedig boog hij
zich voor de vrouwen en zoo weinig was hij zich in
dit oogenblik meester, dat hij Maria met onstuimig
heid om den hals viel.
«Waar is mijn echtgenoot?» vroeg vrouw Agnes
bevende.
De Jonker zweeg.
«Uw zwijgen verkondigt ons niets goeds,» zeide
heer Arent. «Leeft mijn broeder Raes?»
De Jonker durfde niet antwoorden want hij had
eene noodlottige tijding te brengen.
«Zeg ons» stamerde Maria «leeft mijn vader?»
Treslong veegde zich een traan uit het edel man
nelijk oog. Hij streed met leeuwenmoed zeide hij
eindelijk langzaam, «doch de slag is voor dit geslacht
groot.
Yiel ook mijn jongste broeder, spreek, Jonker!»
riep Arent uit. Een zwijgend hoofdknikken bevestigda