Oesterteelt ging 550 jaar geleden al op De Piet (Veerse Meer) van start Nieuw Alle treinen rijden naar Zeeland Het was vorig jaar precies 550 jaar geleden dat de Bourgondische Hertog Philips de Goe de (1396 - 1467) een vergunning gaf aan de He ren van Borselen en Veere om op „de Piet" in het huidige Veerse Meer, te „noesteren". De plaats, waar dus in 1434 de Zeeuwse oesterteelt van start ging, is alleen nog door ingewijden te traceren. Het was het eerste consent om op de zeebo dem van Zeeland „te gaan boeren". In het ver re verleden waren oesters overal langs de va derlandse kust te vinden. Volgens drs. Drin- kwaard, de Rl VO-bioloog, is dat de reden, dat in de vorige eeuw vele natuurlijke oesterban- ken werden doodgevist. In Nederland is de echte cultuur alleen in Zeeland goed aangeslagen, waar in 1871 per celen werden uitgezet op de Yerseke Bank; het zogenaamde Verdronken Land van Zuid- Beveland. Welgeteld 550 jaar later ligt nu een nieuw plan ter tafel om de productie van consumptie-oesters met de steun van de laatste biologische inzichten weer naar dertig miljoen stuks te tillen. Kennis van zaken. In 18171 werden de vissers nog niet gesteund door een grondige kennis van zaken over de voortplanting. Men wist uit ervaring wel, hoe, waar en wanneer de vermeerdering van de teelt kon worden aangepakt. Van mei tot septem ber werden de oesters in de Oosterschelde met rust gelaten. Ingevolge een Koninklijk Besluit was het in 1819 al „verboden oesters te oogsten van 26 februari tot 1 oktober". In 1821 werd zelfs besloten tot 16 oktober te wachten tot de teelt werd geopend. Het was een periode, waarin niet alleen de kraamtijd, maar ook het hele groeiseizoen lag, beginnend en eindigend bij een watertempera tuur van 8 tot 10 graden. Dit was al een voor loper dus van het reglement tot bevissing van de Zeeuwse stromen en de Schelde, dat in fei te (dus voortijdig) in 1969 werd opgeheven. De visserij-opzieners uit het verleden waren niet alleen toezichthouders, maar ook advi seurs. Later hielpen ze de onderzoekers met stroommetingen, grondslagbepalingen en het nemen van watermonsters voor het vaststellen van het voedselaanbod en de aantallen larven. Een moeder-oester produceert onder normale omstandigheden ongeveer een half miljoen ei cellen, die door de spermatozoën van de „in mannelijke toestand verkerende" oesters moe ten worden bevrucht, zwevende in het water. Opmerkelijk is, dat juist de komende jaren nog veel onderzoek nodig is om vele gegevens over de bodemkundige, waterloopkundige en cultuurtechnische eisen van het nieuwe Ooster- scheldemilieu vast te stellen. Dat geldt zowel voor de toekomstige geschikte oestergronden als de mosselpercelen. Onder invloed van de deltawerken komen er natuurlijke veranderin gen in het gebruik en productievermogen van oester- en mosselgronden. Deze gegevens zijn ook erg belangrijk om natuurlijke schade en schadelijke gevolgen van de deltawerken vast te stellen (schadeclaims). Er is nog veel werk aan de winkel. Rampjaar 1963. De hele geschiedschrijving van de oesterteelt tot het rampjaar 1963 is bekend. Dezeewater temperatuur bleef die rampwinter liefst 11 da gen onder het nulpunt. Normaal is een oester 's winters in rust. Er treedt een soort spierblok- kering op, die de stofwisseling (weinig energie nodig) tot een minimum terugbrengt. Als zo'n situatie te lang duurt, treedt een soort verlam ming op. De kans is dan groot, dat er zand en slib in de kieuwen komt. De filtratie- en zeewater-transportcapaciteit van deze schelp dieren is dan te klein om de kieuwen schoon te houden. Vele verzwakte oesters kwamen in 1963 in maart en april door verstikking om het leven. Ze bleken niet meer in staat om hun stof wisseling aan de stijgende watertemperaturen aan te passen. Ruim 2oo miljoen oesters, die aan de voor tplanting vanaf het tweede jaar konden deel nemen, gingen in 1963 verloren. Zo werden bij alle oesterkwekers, die in 1978 toch met een af gesloten Oosterschelde aan de dijk zouden wor den gezet, uitgekocht. Slechts een klein aantal handelaren-kwekers (de Vervoex-pioniers) maakten van de kans gebruik om op eigen ri sico verder te gaan. Ze importeerden voor mil joenen guldens aan oesters uit andere kustge bieden, o.a. Frankrijk en Portugal. Ze hebben met veel succes nog van de markt weten te red den wat er te redden viel. De import van de beruchte oesterziekte via Franse zaai-oesters is bekend. Het wonder van de Grevelingen is de laatste jaren benut om de handel weer naar een productie van tien mil joen stuks te tillen. In combinatie met de aan leg van nul-series en jonge zaai-oesters uit de Grevelingen, liggen de kansen voor de toe komstige oesterproductie van dertig miljoen stuks per jaar weer voor het grijpen. Laten we dit epos van de oester besluiten met een gedicht, dat in het tijdschrift „Punch" van 6 november 1880 verscheen. Vrij vertaald stond er deze biologische les op rijm: Wees stil, de stem van de oesters, ik hoor ze klagen, Het is hier geen leven, de zandkorrels plagen. We werden geboren in rustig water, op pannen en steen, Doch daarna bracht de mens ons steeds ergens anders heen. Uit liefde voor ons wordt een nieuwe woonplaats gezocht, Tenslotte komen de korren, we worden gevist en verkocht. Maar hier beweegt het water te hard voor goed leven, Het zand, de bank opgejaagd, doet ons innerlijk beven. In plaats van algjes en adem, happen de schelpen zand, Het irriteert onze kieuwen en ragfijne mantelrand. Die prikkel tot schonen en sluiten der schelpen vraagt kracht, Zodat onze spieren om te scharnieren verzwakken in macht. Het is stikken of hikken, tenslotte is de afloop fataal, Soms gaan de krabben al eerder met ons aan de haal. Cor van Heugt en. Bij Drukkerij Markusse te Wissenkerke verschijnt in de tweede helft van september 1985 een nieuw Zeeuws boekje, getiteld: Een bundel verhalen van de bekende Zeeuwse journalist-publicist Joris van Hoedekenskerke In de Boekhandel verkrijgbaar voor f 26.25. 30

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1985 | | pagina 30