Een merkwaardig boek
over boeren en koeien
we richting Zeelandbrug. De kapitein
vertelt zijn passagiers enige bijzonder
heden en vermeit tevens wat technische
gegevens over Nederlands langste brug.
Hierna komt al snel Zierikzee in zicht.
Door het havenkanaal gevaren, leggen
we aan bij het oude veersteiger in de
haven. Veel passagiers staan hier al te
wachten, om zoals wij, de rondvaart
mee te maken.
Tussen de wachtende passagiers be
vindt zich een meneer gezeten in een
rolstoel. Ook deze reisgenoot is snel aan
boord. Dat kan allemaal, omdat het
schip volledig is aangepast om rolstoel-
gasten te ontvangen.
Intussen is het half één en het sein
voor vertrek wordt gegeven. De passa
giers worden welkom geheten en er
volgt een uitleg van de gastheer waar
alles zich op het schip bevindt, zoals
toiletten en de bar. Wanneer mogelijk
en de aanleiding zich voordoet, krijgen
de passagiers tekst en uitleg.
We krijgen in de salonbar koffie aan
geboden door de varende barjuffrouw
Silvia. Een leuke baan, vindt ze zelf,
maar met slecht weer ben ik toch wel
eens zeeziek geweest. Daar is deze dag
beslist geen kans op, want we varen
over een gladde zee richting Burghsluis-
haven.
Zo varend langs de boorden van de
Oosterschelde, ervaar je een heerlijke
rust, die uitgaat van het voorbijtrek
kende Schouwse landschap.
Via de geluidsinstallatie krijgen we
informatie over de flora en fauna van
de Oosterschelde. Zo komen we te we
ten, dat hier zeldzame vogels wat Ne
derland betreft voorkomen, zoals fla
mingo's. Ook zeehonden worden regel
matig gesignaleerd.
We varen langs het haventje van
„Flauwers". Op de dijk een restaurant
„De Heerenkeet" waarvan de eigenaar
de enige particuliere reddingsboot in
Nederland exploiteert. Door middel van
een vriendenkring en een stichting is
dit mogelijk, zo laat de kapitein weten.
Varend tegen de vloed in (het is op
komend water) komen we aan in de
haven van Burghsluis. Ook hier staan
weer een aantal wachtenden op het
steiger voor het meemaken van de z.g.
pijlertocht. Een rondvaart langs de
stormvloedkering en de pijlers, die ge
reed staan om op de bestemde plaats
te worden gezet. Deze tocht duurt on
geveer één uur.
Wanneer we de stormvloedkering in
aanbouw naderen, worden we reeds op
gewacht door een sleepboot. Onder be
geleiding van dit vaartuig varen we
dicht langs de werkputten en de ko
lossale werkschepen, die hier een gigan
tisch werk aan het volbrengen zijn.
Wanneer we weer buiten de z.g. ver
boden zone zijn, verlaat onze begeleider
ons met een korte stoot op de scheeps
hoorn ten afscheid. De in Burghsluis op
gestapte passagiers worden weer aan
land gebracht en wij vervolgen de reis
weer, nu richting Colijnsplaat.
Om ongeveer 16.00 uur zijn we weer
in onze opstapplaats terug. Hier krijgen
de passagiers ruimschoots de tijd om
aan wal de benen te strekken. En tevens
de gelegenheid een bezoek te brengen
aan de vismijn, de kantine en de visboer.
Wat algemene en technische gegevens.
„De Stad Zierikzee" van Rederij Den
Breejen is de enigste particuliere on
derneming, die bij de werkeilanden mag
komen. Graag bevelen wij u deze unieke
tocht naar dit gigantische werk aan. Het
is werkelijk een tocht, die je enig idee
geeft over de omvang van de Ooster-
scheldewerken, gekombineerd met een
vaart over en door één van Nederlands
grootste natuurgebieden.
Technische gegevens: akkommodatie
voor 300 passagiers; lengte van het schip
35 meter: breedte van het schip 6,50
meter; diepgang 1,75 meter; 2 motoren
van 205 PK en elektrisch-hydraulische
stuurinrichting.
Voor inlichtingen: Tel. 01110-4995.
Tekst: R. W. Geldof.
Neem iemand die vlot kan schrijven.
Geef hem een onderwerp op, dat hij
niet beheerst, maar zorg er voor, dat
alle deuren voor hem open gaan als hij
om inlichtingen vraagt. Trek een zoda
nig hoog bedrag voor hem uit, dat zijn
opstel, rijkelijk voorzien van foto's
(zwart-wit en in kleur) op royaal for
maat, in boekvorm kan worden gedrukt.
Wat ontstaat er dan?
Dan, lieve lezer(es), ontstaat een
prachtig plaatwerk, stampvol met praat
jes die de buitenstaander boeien en in
lichten, maar dat doorspekt is met fou
ten, die de insider in tranen doen uit
barsten. Wij hebben het over „Leven
van het boerenland (en waar dat op
slaat, mag Joost weten) DE BOER
de koe en onze zuivelindustrie" door Al
fred van Dijk. Een reclame-uitgave van
het Nederlands Zuivelbureau, uitgege
ven door Elsevier, Amsterdam-Brussel.
En doordat het in onze pers gebruikelijk
is uitvoerig de loftrompet te steken over
elk boek dat populaire praatjes over
een bekend onderwerp opdient (mits
verlucht met uitmuntend illustratiema
teriaal en op kloek formaat gedrukt),
zult u overal Van Dijk's lof horen zingen.
Waarom wij dat dan niet doen? Omdat
Van Dijk verzuimd heeft zijn kopij eens
goed te laten nalezen door deskundigen.
Er staat op bijna iedere bladzij een knol
van een fout. Ook blijkt op bijna iedere
bladzij, dat de schrijver klakkeloos ge
compileerd heeft, zonder ook maar even
dóór te hebben wat er aan de hand
was. Hier volgt onze lijst, ingekort ter
wille van de ruimte!
Leugens? Welnee: onzin!
Van Dijk laat (blz. 9) buffel en Ne
derlands vee beide van de oeros af
stammen. Dat de buffel Bubalus bubalis
L. als wilde voorvader had en niet (zo
als het rund) Bos primigenius B. weet
Van Dijk dus niet; gewoon het verkeerde
boekje gelezen.
Op blz. 12 laat hij stieren „bevruch
ten", lees: dekken. Het verschil tussen
inseminatie en bevruchting kent hij dus
niet.
Op blz. 13 deelt hij ons mee, dat de
oeros een reus was: wel 2 meter hoog.
Dat er ook kleinere (zelfs dwergrassen)
waren en dat dit vanzelf spreekt bij
een dier, dat zoveel eeuwen over een
groot deel van moeder aarde verbreid
was, weet en begrijpt hij niet.
Op blz. 38 deelt hij ons mee, dat een
kleurige runderen in ons land nooit ge
boren worden. In werkelijkheid zijn ze
er al eeuwen, omdat ook het bontste vee
nog altijd een recessieve faktor voor
eenkleurigheid bezit. Die komt er bijv.
uit bij de aanfok van Lakenvelders en
Witrikken. Deze beide rassen noemt hij
uitvoerig, maar hij kent ze wederom
niet. De Lakenvelder op blz. 47 is dan
ook ronduit slecht getekend.
26