mee wordt de wat vreemde naam dui
delijk. Er is een oorkonde bekend, die
vermeldt dat de grootvader van Floris V
al in 1224 op Het Slot logeerde.
WE MAKEN EVEN een fikse hup
door de tijd, zeg maar een eeuwtje, om
de Van Borssele's in hun slot te laten
wonen. Schreven we niet, dat het een
ongewisse tijd was? Dat het moeilijk
was om te weten dat je al dan niet op
het winnende paard had gewed? Dat
gold ook voor de Heren van Borssele.
Een zekere Floris van Borssele had,
samen met zijn broer Wolfert, de partij
gekozen van de graaf van Vlaanderen.
Toen de gebroeders in 1331 uit Vlaan
deren terugkwamen, wilden zij, na hun
veldtocht, graag weer hun eigen huis,
het Slot Ostende, binnen. Maar., dat
ging niet door.
Er was een andere kasteelheer inge
trokken en er zou dus een beleg en
verovering moeten komen. En het was
„oorlog" geblazen. Die indringer was
Boudewijn, Heer van Reimerswale. Hij
kwam danig in het nauw te zitten en
seinde om bijstand. Ook daarvoor be
stond, toen reeds, een „wet": je bijstand
kreeg je van je familie. En die kwam
dus uit.... Reimerswale. Daardoor za
ten Floris en Wolfert opeens tussen twee
vuren, waarop zij besloten eerst de
vijand in het vrije veld het hoofd te
bieden.
Ja, heus: een veldslag in Zuid-Beve
land! De Slag bij Lodijke. Dat is een
(in 1530/1532) verdwenen plaatsje, weste
lijk van Reimerswaal.
Het liep voor de twee gebroeders maar
slecht af. Het hoofd bieden, jawel. Maar
zij lieten hun tegenstanders de hielen
zien om terug te snellen naar Vlaan
deren. Daar is Floris nooit meer van
teruggekeerd. Hij sneuvelde er (22 juni
1322) bij Sluis.
Al op 23 september 1315 had het Slot
Ostende een andere heer gekregen, want
het totale bezit der Van Borssele's was
na de fatale slag bij Lodijke verbeurd
verklaard en .Tan van Beaumont werd
beleend met alle bezittingen van de
onfortuinlijke Floris, inclusief het Slot
Ostende.
De Goesenaren mogen die Jan wel
dankbaar zijn, want hij schonk het
stadje privileges keuren) en zou daar
niet het begin van Goes-als-stad liggen?
Het Slot zelf werd in Jan's tijd aan
zienlijk uitgebreid. Hij zal er zelf ook
wel gewoond hebben (en mogelijk ook
op het Huis Ter Werve te 's-Heer Hen
drikskinderen, waar hij in 1331 am
bachtsheer geworden was). Er is, in die
dagen, sprake van een hoofdgebouw,
een grote zaal, overwelfde kelders, kas
teelpleinen, bergruimten en stallen. (In
het begin van de vorige eeuw waren
de moerbalken van de plafonds nog
aanwezig).
Maar als die Jan van Beaumont nu
bewoner was van twee kastelen op een
onderlinge afstand van twee, drie kilo
meter. Dan zou de bewering van
Pier Kabboord nog wel eens niet zo
mal kunnen zijn.
MAAR, DE VAN BORSSELE'S kwa
men na de onfortuinlijke Floris en Wol
fert terug. Als op 31 juli 1417 (we sprin
gen weer een eeuwtje verder) Jacoba
van Beieren te Middelburg wordt in
gehuldigd (de graven uit het Hene
gouwse huis slaan we in verband met
het Slot gevoeglijk over: ze hadden er
niets mee te maken) horen we onder
de namen van de aanwezige Zeeuwse
edelen: Floris van Abeele, Claes van
Reimerswaal, Floris van Haamstede en
Floris van Borssele.
Het is, zo weten we al van de lagere
school, Vrouwe Jacoba niet voor de wind
gegaan. Om steun te krijgen tegen haar
belagers trouwde ze tot driemaal toe
met nogal machtige heren, hetgeen maar
weinig heeft mogen baten. Haar grote
tegenstrever was de machtige Philips
(de Goede) van Bourgondië, die zijn
Franse bezittingen gestaag met kracht,
list en intriges uitbreidde en zodoende
een heerlijk rijk wist te vormen, dat
helaas onder zijn zoon Karei de Stoute
en diens dochter Maria de Rijke teloor
ging. Och, als dat rijk eens was blijven
bestaan, hoe anders zou de (cultuur
geschiedenis van West-Europa er uit
gezien hebben!
Maar Philips kreeg al zijn opponenten
klein. Ook Jacoba van Beieren. Ze ver
loor feitelijk alle macht, werd door de
Bourgondiër verbannen naar Zuid-Be
veland (in 1433) en kreeg nog wel een
jaargeld, dat haar ongetwijfeld op het
Slot Ostende waar ze woonde werd
uitbetaald door Frank van Borssele,
Heer van St. Maartensdijk, graaf van
Oostervant, de stadhouder in Zeeland
voor de nieuwe landsheer Philips van
Bourgondië.
Verbannen! En nog wel met de strikte
bepaling, dat zij zonder toestemming
van Philips van Bourgondië nimmer
meer zou trouwen. (Geen Engelse of
Franse prins meer als echtgenoot om
haar getrouwen aan te voeren in een
opstand tegen de Bourgondiërs).
Op het Slot Ostende heeft Jacoba
maar enkele jaren gewoond.
NU WILLEN de verhalen dat zij een
liefhebster was van de valkenjacht.
(Dat kan zijn, Goes heeft óók nog een
Valkenslot). En dat zij het leuk vond
om met de boog te schieten en zelfs dat
zij, bij gelegenheid, op een schieting
schutterskoningin werd.
Maar dat boogschieten beoefenen en
laten beoefenen, was dat niet meer dan
zo maar leuk? Regimenten getrouwe
boogschutters konden in oorlog (of op
stand tegen de Bourgondiër) goud waard
zijn.. En waarom zou Jacoba daaraan
nooit gedacht hebben? Zij was net dertig
jaar oud en doorlopend in de wielen
gereden. Dat werkt natuurlijk frustre
rend.
En zou zij nu eens een betrouwbare
schutterij om zich kunnen verzamelen
met het sterke Slot Ostende als steun
punt.
DE VERHALEN willen, dat Jacoba
eigenhandig op het slotplein een
moerbeiboom plantte, waarvan (in 1832)
gezegd wordt, dat hij heerlijke vruchten
gaf. Er is een stokoude moerbeiboom
geweest. Goese schoolklassen mochten
hem onder meesters leiding, gaan be
kijken. Maar intussen is hij in de strenge
winter van 1929 doodgevroren.
Jacoba heeft maar luttele jaren op
Slot Ostende gewoond (14331436). On
derwijl was zij, zonder consent van haar
tegenstander toch (wat stiekum) ge
trouwd met de man die haar haar jaar
geld ter hand stelde: Frank van Bors
sele, die tien jaar ouder dan zij was.
Samen gingen ze wonen op het Slot
Teylingen (zeg maar „de Keukenhof")
bij Lisse.
Wat moet Philips van Bourgondië raar
hebben opgekeken, toen hij er weet van
kreeg, dat zijn eigen stadhouder ge
trouwd was met zijn tegenstandster! Hij
kwam er speciaal persoonlijk voor naar
Holland om orde op zaken te stellen
door onder andere Frank van Borssele
gevangen te nemen.
Jacoba deed een tegenzet. Ze deed
formeel afstand van wat haar aan ge
bied nog restte. En dusdoende geheel
gevaarloos geworden, kreeg haar man
zijn vrijheid weer. Ridderlijk ging hij
er toe over om op 1 maart 1434 openlijk
met Jacoba te trouwen. Het heeft maar
kort geduurd: twee jaar. In 1436 stierf
Jacoba aan tuberculose.
IN HAAR ZEEUWSE jaren heeft Ja
coba van Beieren toch wel belangrijke
dingen voor Goes gedaan. De stad/het
stadie kreeg wallen en poorten (maar
dat kan haar eigenbelang geweest zijn)
en een jaarmarkt, die er nog steeds is
in de maand augustus.
17