drie schepen uit onder bevel van Pieter
Schouten. In 1627 vertrok nogmaals een
smaldeel van drie schepen ter kaap
vaart. Het waren de Ter Vere onder
schipper Hendrik Jacobz. Lucifer, Den
Vlieghenden Draeck onder schipper Gu-
leijn van Stapele en het schip De
Leeuwinne.
Deze tocht verliep zo suksesvol, dat
de Zeeuwse Kamer in 1628 een vloot
van twaalf schepen naar het Caribische
gebied zond onder bevel van de Vlissin-
ger Pieter Adriaensz. Ita. Hij voer op
het schip Walcheren en ook De Leeuw
inne was weer van de partij. In een
hevig gevecht met een sterke Spaanse
vloot, werd een kostbare buit veroverd,
bestaande uit huiden, indigo, gember,
balsem en ongemunt zilver. Tijdens het
gevecht liep de Leeuwinne aan de grond
Het kon weer worden vlotgebracht,
maar de schipper Jan Pietersz. sneu
velde. Na een plechtige dankmis keerde
de vloot huiswaarts. Jan Pietersz. werd
begraven in de koorkerk te Middelburg.
Ook de naderhand opgerichte Middel
burgse Commercie Compagnie zo be
richt Unger in „De geschiedenis van
Middelburg in omtrek" heeft de kaap
vaart niet geschuwd, evenals trouwens
de partikuliere Middelburgse kooplieden.
Ten behoeve van de kaapvaart richtte
de Commercie Compagnie in 1643 een
afzonderlijke organisatie op de Mid
delburgse Direkteurscompagnie die
over acht schepen beschikte, „ghedes-
tineert tot veijlinghe van de zee" zoals
dat toen werd omschreven. De bloem
van de Middelburgse magistraat had er
de leiding van. In 1646 werd deze onder
neming weer ontbonden.
Nadat in 1648 de tachtigjarige oorlog
was beëindigd en in 1661 ook met Por
tugal vrede was gesloten, leek de gou
den tijd van de kaapvaart voorgoed
voorbij
De Engelse oorlogen.
In de tweede helft van de 17e eeuw
leefde de kaapvaart echter weer op na
dat de republiek der Verenigde Neder
landen het zowel met Engeland als met
Frankrijk aan de stok had gekregen.
Achtereenvolgens ontstonden er de vol
gende gewapende konflikten:
1652 - 1654: Eerste Engelse oorlog.
1664 - 1667: Tweede Engelse oorlog.
1672 - 1674: Derde Engelse oorlog.
1672 - 1678: Oorlog met Frankrijk.
1688 - 1697: Oorlog met Frankrijk.
1780 - 1784: Vierde Engelse oorlog.
Uiteraard lieten zich ook gedurende
deze oorlogen de Zeeuwse kapers weer
niet onbetuigd. Naar verluidt verover
den ze tijdens de Eerste Engelse oorlog
niet minder dan 74 Engelse schepen.
Maar ook de Engelsen wisten zich op
hun beurt van een groot aantal Neder
landse koopvaarders meester te maken.
Tenslotte lag de scheepvaart zelfs ge
heel stil.
Op 30 december 1666 vertrok Abra
ham Crijnsen als kommandant van ze
ven kleine schepen vanuit het Veersegat
naar zee. De Tweede Engelse oorlog
woedde nog in alle hevigheid. Zijn op
dracht luidde om in West-Indië de En
gelsen zoveel mogelijk afbreuk te doen.
In 1667 veroverde hij Paramaribo en
werd Suriname een Zeeuwse kolonie.
Van de tocht van Crijnsen was Pieter
de Huijbert, destijds raadspensionaris
van Zeeland, de stuwende kracht. Tij
dens deze tocht veroverde Crijnsen in
1667 een vloot van met tabak geladen
schepen en met deze buit keerde hij
weer in Zeeland terug.
Tijdens de Derde Engelse oorlog ver
trokken opnieuw vijf kaperschepen naar
zee. Ook toen was Pieter de Huybert
de stuwende kracht van de onderne
ming. De vloot stond onder leiding van
Cornelis Evertsen, de jongste telg uit
een familie van bekende scheepsbevel
hebbers. Hij werd Keesje de duivel ge
noemd. Eén van de schepen de
Schaecerloo uit Zierikzee ging tij
dens de tocht verloren. Toen Evertsen
tenslotte met de overgebleven schepen
weer in Zeeland terugkeerde, was men
daar over het resultaat van zijn onder
neming niet bijster tevreden. Verschil
lende buitgemaakte schepen bleken tij
dens stormweer verloren te zijn gegaan.
Vooral in Zierikzee heerste grote ont
stemming over het verlies van de Schae
cerloo.
In augustus van het jaar 1672 ver
overden de kapers Pieter Leenderts uit
Middelburg en Gilles Casen (Kasse) uit
Veere uit een vloot van Barbadosvaar-
ders zeven Engelse schepen. Later op
het jaar brachten beide kaperkapiteins
nogmaals zes-en-twintig schepen op
naar Zeeuwse havens, waarbij vooral de
Engelsen het moesten ontgelden.
Waarschijnlijk heeft in ons land nie
mand op grotere schaal de kaaprederij
bedreven dan de gebroeders Jacob en
Jan Sautijn uit Middelburg. Zij waren
vooral aktief tijdens de negenjarige
oorlog met Frankrijk en tijdens de
Spaanse successie-oorlog. Een vloot van
zes-en-dertig kaperschepen joeg voor
hun rekening achter vijandelijke vracht
vaarders aan. Ze voerden de statenvlag,
beschilderd met het wapen van het ge
slacht Sautijn. Hun vloot was bemand
met meer dan 8.000 matrozen. De totale
buit die ze veroverden, liep in de vele
milj oenen.
Ook tijdens de Spaanse successie-oor
log bleven de families van rijke koop
lieden uit Vlissingen aktief in de kaap
vaart. In 1702 rustten ze zes-en-vijftig
schepen voor de kaapvaart uit. Dat
aantal groeide naderhand uit tot vijf-
en-zeventig schepen met in totaal 1700
kanonnen en een bemanning van on
geveer 12.000 koppen. In alle wateren
en baaien van westelijk en zuidelijk
Europa lagen destijds Zeeuwse kaper
schepen op de loer.
Uit het rekeningenboek van het ka
perschip De Groote Parel onder kapitein
Willem Credo en uitgerust door de re
der Van Hoorn uit Vlissingen, blijkt dat
zoveel rijkbeladen koopvaarders werden
buitgemaakt, dat de rederij aan prijzen
geld een bedrag van meer dan ander
half miljoen gulden ontving. Ook uit
de volgende gegevens blijkt hoe be
langrijk de kaapvaart destijds was. In
de periode 16881715 brachten de buit
gemaakte schepen met hun ladingen tij
dens de in Middelburg en Vlissingen
gehouden verkopen een bedrag op van
bijna 20 miljoen gulden.
Meen echter niet, dat aan de kaap
vaart geen risico's en gevaren waren
verbonden. Zo zijn in december van het
jaar 1703 verscheidene kaperschepen
met man en muis vergaan. In 1709 en
1710 leden kaperschepen grote schade.
Bovendien werd een aantal Vlissingse
kapers in de Middellandse Zee door de
vijand buitgemaakt. Door al deze tegen
slagen daalde tenslotte bij reders en
bemanningen de belangstelling voor de
kaapvaart aanzienlijk.
Pieter de Huijbert. Raadpensionaris van Zeeland.
11