Acht eeuwen dijken en polders in Zeeland (5) slot Tekst: J. P. van den Broecke. De ontwikkeling van de dijkbouw in de 20e eeuw. De 20e eeuw was nauwelijk zes jaar oud, toen op 12 maart 1906 een storm vloed de Zeeuwse dijken op de proef stelde. Een aantal ervan bleek tegen het natuurgeweld niet bestand, waar door 4800 ha poldergrond onder water liep. Vijf jaar later, nl. op 30 september 1911, woedde er opnieuw een zware storm, die weliswaar geen al te grote schade veroorzaakte, maar voor het pro vinciaal bestuur wel aanleiding was er bij een aantal polderbesturen op aan te dringen hun dijken te verhogen en te verzwaren en de achter de zeedijken gelegen eerste binnendijken in water- kerende staat te brengen. Inmiddels had in de Zeeuwse kust verdediging een nieuw materiaal zijn intrede gedaan, nl. het gewapend beton. Als pionier op dat gebied mag genoemd worden Ir. R. R. L. de Muralt, die van 1903 tot 1913 ingenieur is geweest van het waterschap Schouwen. Hij kreeg destijds bekendheid als ontwerper van een aantal konstrukties in gewapend beton, bestemd voor de verdediging van oevers en dijken. Als zodanig introduceerde hij trapjes- glooiïngen, spijkerglooiïngen, leidammen van gewapend beton, zinkstukken van gewapend beton en betonmuren als mid del tot dijkverhoging. Vooral in de pro vincie Zeeland hebben zijn vindingen op ruime schaal toepassing gevonden. Natuurlijk waren er ook technici die af wijzend stonden ten opzichte van het gebruik van gewapend beton in de wa terbouw. Eén van hen was Ir. J. J. van Leeuwen, destijds ingenieur bij de pro vinciale waterstaat van Zeeland. Vooral bij zeedijkverhogingen gaf hij verre de voorkeur aan de toepassing van klei boven het plaatsen van betonmuren. Foto's: van de schrijver. Voor hun afwijkende opvattingen had den beide hun eigen denkbeelden. De Muralt had het voordeel een grote mate van welsprekendheid te bezitten, waar van hij in debatten uitstekend gebruik wist te maken. Van Leeuwen miste deze eigenschappen ten enen male, maar was overigens een bekwame waterbouwkun dige. Alhoewel bepaalde toepassingen ach teraf niet aan de verwachtingen hebben voldaan, getuigen de destijds ontworpen systemen niettemin van een vooruit ziende blik en zijn ze waaard om zij het in een kort bestek nog eens aan de vergetelheid te worden ontrukt. De betonglooiïng werd voor het eerst toegepast in 1904 aan een zeedijk in de buurt van Brouwershaven. Betonglooi- ingen hebben niet alleen aan zeedijken toepassing gevonden, maar hebben in bepaalde gevallen ook dienst gedaan als duinvoetverdediging. Voordelen van de ze konstruktie waren het feit dat voor de aanleg geen speciale vaklieden nodig waren, de golfremmende werking en de geringe kosten van onderhoud. Ook de aanlegkosten waren beduidend lager dan van een basaltglooiïng. Uiteraard waren er ook nadelen, waarvan aan tasting door het zeewater en onderloops- heid wel de belangrijkste waren. De beste gewapend betonglooiïngen hebben het ongeveer een halve eeuw uitgehou den. Voor zover mij bekend, zijn ze thans overal verdwenen. In 1908 kwam De Muralt met een nieuwe vinding, de spijkerglooiïng. Zijn bedoeling was in de eerste plaats om de winterkrammat, waarmee het buiten beloop van een groot aantal dijken toen nog elk jaar werd voorzien, te vervangen door een bescherming van meer blij vende aard; de spijkerglooiïng. Deze bestond uit een aaneengesloten oppervlakte betontegels van 8 cm dikte. In de tegels zat een gat waardoor een paaltje van gewapend beton werd ge slagen. Deze paaltjes waren voorzien van een kop. Door middel van deze zgn. spijkers, werden de tegels als het ware op de ondergrond vastgepend. In 1977 ontdekte ik nog een strook spijker glooiïng langs de Oesterput op Noord- Beveland. Ik maakte er de hierbij af gedrukte foto van. Daarop zijn de ver dikte koppen van de spijkers duidelijk zichtbaar. Merkwaardig waren de betonnen zink stukken die De Muralt ontwierp, ter vervanging van het tot dusver traditio nele rijshout. Ook in dit geval gold weer als belangrijkste motief dat zink stukken van beton veel goedkoper wa ren dan zinkstukken die van rijshout waren gemaakt. Hoe een zinkstuk van beton als bodembeschermer zou funk- tioneren, moest echter nog blijken. Een betonnen zinkstuk werd samen gesteld uit 308 stuks vierkante beton platen van 95 cm in het vierkant. Een aldus samengesteld zinkstuk had afme tingen van 22 bij 14 meter. De platen waaruit het zinkstuk bestond werden 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 21