Reconstructie van een kogge uit 1350. De lengte bedraagt 27 m, de breedte 7,2 m, de diepgang is 3 m en het zeiloppervlak 185 m2. Verklaring van de cijfers: 1. luik; 2. braadspil; 3. klamp voor de ankerkabel met gaten voor de boelijns; 4. verlengde voorsteven; 5. schootklamp; 6. halsklamp; 7. kop van een der dekbalken. Een ander type uit die tijd is de „cor- ver" of „korfschip". Met dit type schip is wellicht de eerste kaakharing aan gevoerd. De tijd daarvoor was gunstig. Enerzijds vanwege verminderde haring- aanvoer vanuit de Oostzee door sterk teruglopende vangsten en zeeroverij, an derzijds door de steeds toenemende vraag naar langer houdbare vis. Overigens maakten de Vlaamse vissers met hun corvers zich ook nogal eens schuldig aan zeeroverij. Het is geen wonder, dat de slachtoffers van deze vissers-zeerovers wel eens terugsloegen. Zoals in 1397, toen alleen al van de Vlaamse stad Blankenberge 45 vissers schepen door Engelsen werden over weldigd, waarbij bijna 400 vissers het leven lieten. Wat doe je als visser op de Noordzee wanneer je meer verse vis vangt dan kunt afzetten (als verse vis) en de vraag naar gezouten vis groot is? Zelf ter plaatse zouten! Willem Beukelsz. was degene die op het idee kwam de haring op de visplaats te „kaken", zoals de heer Kousemaker in zijn eerder aangehaald artikel vermeldt. Heeft, Willem Beukelsz het haringkaken „uitgevonden" of heeft hij het principe van het pekelen van haring, zoals dat op Schonen gebeurde, alleen maar slim toegepast op een mo ment dat daarvoor rijp was? De „innovatie" van Beukelsz hield in ieder geval in, dat de kop van de haring zij het met „afgesneden keel" aan het visselijf vast bleef zitten. Grotere schepen. Zeker is in ieder geval, dat het haring kaken op zee noodzaakte tot de bouw en het gebruik van grotere vissers schepen. Schepen die zodanige afmetin gen moesten hebben, dat aan boord een groot aantal vaten, een grote hoeveel heid zout en een voldoende aantal kakers konden worden meegenomen. Het antwoord werd gevonden in de Haringbuis, een dikbuikig schip met, in tegenstelling tot de pinken en de buza (uit welk type de haringbuis werd ont wikkeld), een volledig dek. Deze zee waardige schepen konden ongeveer 20 last (wat overeenkomt met ongeveer 200.000 haringen) vervoeren. De beman ning bestond uit wel 12 tot 14 opva renden. Die zeelieden/vissers/kakers wa ren veelal tevens de „aandeelhouders". Ieder bracht twee haringnetten mee en kreeg een deel van de winst. Wanneer de netten waren ingehaald, was het aanpakken geblazen voor de bemanning. De netten werden leegge- schudt en de haring gekaakt. In één beweging werd de haring opengesneden en werden de organen eruit gehaald. Al- ieen het maagportier liet men zitten. De enzymen uit dit orgaan maakten de ha lting mals en zorgden voor de goede smaak. De gekaakte haring werd ge zouten en in vaten gepakt om daarna in het scheepsruim te worden gestouwd. „Beukelen" noemde men het pekelen ook wel: een hommage aan de grote man uit Biervliet? Zeeuwse buisreders beschikten over thuishavens als Brouwershaven, Bom- menede, Westerschouwen, Veere, West- kapelle, Zoutelande en Vlissingen. Vlaanderen was een belangrijk afzet gebied. Door de toenemende industria lisatie en de daarmee samenhangende bevolkingsgroei behoefde Vlaanderen steeds meer voedselimport. De gevangen haring werd voorts afgezet in Den Briel, dé haringafslag van de noordelijke ge westen. Daar werden zaken gedaan met de grote haringhandelaren uit de om geving, de wijde omgeving, tot Parijs en Bazel toe. Veel vis werd ook in De venter afgezet om verder naar Westfalen te worden vervoerd. Toenemende handel schiep vraag naar scheepsruimte om produkten te ver voeren. Niet alleen het aantal schepen maar ook de scheepsgrootte nam toe, evenals het aantal verschillende typen. Eerder in dit artikel is al vermeld, dat het „schip van Utrecht" de voor loper is van de Hulk. In 1008 werd op de plaats van het latere Dordrecht een „hullec tolne", een hulktol gevestigd. Een bewijs, dat de hulk omstreeks die tijd al een belangrijk scheepstype moet zijn geweest, in ieder geval belangrijk ge noeg om een lukratieve hulktol in te stellen. In 1295 wordt de hulk pas voor het eerst echt duidelijk afgebeeld en wel op het stadszegel van het Engelse New Shoreham. In het randschrift van het zegel wordt het schip met „hulcus" aangeduid. Aanvankelijk was de hulk een schip met een overnaadse romp, met platte bodem, een achterkasteel soms met zowel achter- als voorkasteel en een midscheeps geplaatste mast met een vierkant razeil. In de 14e eeuw is de hulk uitgegroeid tot zeewaardig kiel- schip dat de kogge meer en meer gaat vervangen. Reden hiervoor is, dat de hulk bij gelijke lengte meer laadver mogen heeft dan de kogge. Aan het eind van de Middeleeuwen, omstreeks 1500, bereikt de hulk haar hoogtepunt. Er werden toen schepen ge bouwd van wel 600 ton laadvermogen. Met één zeil kon toen niet meer worden volstaan. De tuigage van de grote hulken bestond uit 3 masten met aan de voorste twee masten (fokkemast en grote mast) vierkante razeilen en aan de achterste 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 13