rancier. Eén van die nieuwe klanten was
de heer Van den Akker. Toen de jonge
slagersknecht wat moeite kreeg met de po
litie, omdat hij te lang werkte, vond z'n
baas dat hij beter kon opstappen. Van den
Akker kreeg diezelfde avond bezoek van
een sollicitant.
Zo begon het bergingsavontuur van Wout
Mange, die er met een schipper op uit
gestuurd werd. In het begin was de schip
per wat nors. „Die man had een zoon, die
niet aan het werk kon komen. Ik nam het
baantje van die jongen in zijn ogen en
dat maakte hem er niet vriendelijker op.
Toen alles was uitgepraat liep het prima,"
vertelt Mange. Hij leerde varen van de
schipper en verder alle kneepjes van het
vak. Het bleef hard werken, maar een stuk
interessanter dan het slagersvak.
Zeeland.
Eén van de dingen, die Mange ook onder
de knie wist te krijgen was het duiken.
In standaard-duikersuitrusting, met de
zware koperen helm, afdalen naar hetgeen
er voor belangwekkends onder water ligt.
Een prima duiker werd hij, maar toen de
oorlog kwam, moesten Van den Akker en
consorten ermee ophouden. De bevrijding
bracht .een heleboel feestvreugde, maar
Mange en z'n baas moesten min of meer
opnieuw beginnen. „Dat was niet zo moei
lijk voor een bergingsbedrijf, want alle wa
teren lagen vol met schroot. Je kon zo be
ginnen met de opruiming."
Een harde werker, goochem en van alle
markten thuis, het kon niet anders of Mange
moest promotie maken. Er werd een filiaal
in Amsterdam gesticht en één in Vlissingen.
Zeeland liep niet zo goed en Mange weet