WM
■-
Een eenmastklipper zeilt vanuit de haven van Terneuzen de Westerschelde op (Foto:
D. But). De foto dateert vermoedelijk uit de eerste helft van de jaren twintig.
De tjalk Rehoboth, gestrand tegen de zeedijk van Ameland.
wmt
Ka»liicW
Drukte in de haven van Ooltgensplaat.
op als handelaren. Ze kochten bepaalde
goederen die ze met hun schip vervoerden
om ze elders weer te verkopen. Zo ont
stonden onder meer de schelpenvaart, de
strontvaart en de aardappelvaart.
De schelpenvaart was een ruig bedrijf.
Onder allerlei weersomstandigheden moest
aan de schelpenzuigers worden vastgemaakt
om lading in te nemen. De schepen moesten
dus wel tegen een stootje kunnen. De kans
op averij was groot en ook roestvorming
trad veelvuldig op. De schippers verkochten
hun vracht schelpen weer aan kalkovens.
Er werd goed mee verdiend, maar dat was
ook wel nodig. Vooral op de Waddenzee en
tussen de eilanden kon het spoken en in de
loop der jaren zijn daar dan ook heel wat
tjalken gebleven. In de Reddingboot van
december 1967 vond ik nog een relaas over
de redding van schipper K. v. d. Sloot, diens
vrouw en zeven jonge kinderen. Op 19 ok
tober 1935 kwamen ze met de tjalk Reho
both op de Waddenzee in moeilijkheden.
Schipper Botte Neij met zijn mannen van
de Amelander reddingboot slaagde er niet
zonder moeite in de schipper met vrouw
en kinderen aan boord van de reddingboot
te nemen. De tjalk verdaagde naderhand
op de steenglooiing van de Amelander zee
dijk, waarna er de hierbij afgedrukte foto
van werd genomen.
Een wel zeer speciale vrachtvaart was
de zogenaamde strontvaart. Het was een
echte eigenhandel vaart, waar bij lange na
niet iedere schipper op gebrand was. Als
ergens het geld de arbeid moest verzoeten,
dan was het wel in die kwalijk riekende
vaart. De echte strontvaart was het vervoer
van koemest vanuit Friesland en noord-
Overijssel naar de bollenstreek Lisse-Hille-
gom. Vanouds zijn het bepaalde schippers-
families geweest, die zich met de handel
in koemest bezig hielden. Een vloot van
tjalken en klippers was er voor in de weer.
In deze vaart was de onderlinge wedijver
bijzonder groot. Iedere schipper was ge
brand op het maken van snelle reizen.
Vermoedelijk hebben ook de schipperkes
daartoe het hunne bijgedragen.
Zeeuwse schippers zag men in de lande
lijke vaart niet zoveel. Ze hadden over het
algemeen voldoende werk in de eigen streek,
waarbij vooral het vervoer van landbouw
gewassen een belangrijke plaats innam. Zo
werden van januari tot mei of juni veel
aardappels verscheept naar de grote steden.
In juli kregen de schepen vaak een opknap
beurt, waarna het vlasvervoer begon naar
België en Axelse Sassing. In september kwa
men de eerste aardappelen, gevolgd door
de uien. Het bietenvervoer sloot het jaar af.
Meestal duurde dat tot in de tweede helft
van december. Tussen de Iandbouwproduk-
ten door werden ook nog materialen aan
gevoerd voor het onderhoud van wegen
en dijken, de bouw van huizen enzovoort.
Werkeloos was de Zeeuwse schipper maar
zelden. Strenge vorst dwong hem wel eens
tot niets doen.
In het eerste kwart van de 20e eeuw
voeren vanuit Zeeland nog ongeveer 100
schippers in de aardappelvaart. Daar was
veel eigen handel bij. Aanvankelijk voeren
ze veel met poonschuiten, maar later wer
den het merendeels paviljoentjalken van
tussen de 40 en 80 ton.
Buitenbeentjes onder de schippers zijn er
ook geweest. Men kon ze nauwelijks schip
per noemen. Het waren de varende winke
liers en andere kooplui, die vooral in het
noorden van ons land te vinden waren. Ze
voeren vooral dorpen en buurtschappen af
met potten, pannen, serviesgoed en prullaria
Samen met de andere scharrelschippers,
waaronder scharenslijpers, handelaren in pa
raplu's, handelaren in oud ijzer en kermis
reizigers, behoren ze al lang tot het ver
leden. Met echte schippers hadden ze fei
telijk niets gemeen. Ook hun levenswandel
schijnt niet altijd even vlekkeloos te zijn
geweest, de goede niet te na gesproken.
Niettemin is met de scharrelschippers een
merkwaardig en schilderachtig volkje van
onze binnenwateren verdwenen.
Einde van een tijdperk.
De uitvinding van de stoommachine en
daarna van de verbrandingsmotor, vonden
tenslotte ook toepassing in de scheepvaart.
Het einde van het tijdperk der zeilende
binnenvaartschepen kwam in zicht. De over-
21