In tegenstelling tot de Yersekse Moer,
waarin als gevolg van zijn bodemstruktuur
vrijwel geen struiken of bomen voorkomen,
bestaat de Kapelse Moer uit een heggen-
landschap.
Behalve door ruilverkaveling wordt het
gebied van de Kapelse Moer nog bedreigd
door een ander gevaar, nl. door een ver
breding van het kanaal door Zuid-Beveland.
Deze verbreding schijnt nodig te zijn, omdat
men het kanaal geschikt wil maken voor
vierbaks duwvaart. Ook de berging van
de grote hoeveelheid baggerspecie die daar
bij vrij zal komen, vormt nog een probleem.
Ai naar gelang de verbreding zal plaats
vinden langs de oost- of langs de westzijde,
zal dat ten koste gaan van de Yersekse
Moer of van de Kapelse Moer. Omdat
de kern van de Kapelse Moer aan het
kanaal grenst, hetgeen met de Yersekse
Moer niet het geval is en mede omdat
de oppervlakte van de Kapelse Moer aan
zienlijk kleiner is dan die van de Yersekse
Moer, bestaat er een sterke voorkeur voor
verbreding langs de oostzijde.
De eerste aanslag op de poelgronden
tussen Yerseke en Kapelle voltrok zich in
1852, toen begonnen werd met de aanleg
van het kanaal door Zuid-Beveland en de
bouw van sluizen in Wemeldinge en Hans-
weert. Voor zover ik weet, kwamen er toen
nog geen groepen in aktie om tegen die
gang van zaken te protesteren. De enigen,
die in moeilijkheden kwamen, moeten de
Engelse aannemers zijn geweest. Deze ka-
naalaanleg betekende echter wel het verlies
van een deel van het kerngebied van de
Kapelse Moer.
De moeren van Zuid-Beveland.
In het woordenboek der Zeeuwse dia
lecten staat het woord „moer" omschreven
als lage, moerassige grond, waarbij onder
andere nog de eigennaam D'Ierse moer
wordt vermeld als een laag gedeelte bij
Yerseke. In Zeeuwse oorkonden is er in
plaats van moerland veelal sprake van
darineland. Darine of darink is een oude
Zeeuwse naam voor zout veen. Later werd
dat woord verbasterd tot derrie. Deze
naam wordt ook thans nog gebezigd. In
het woordenboek der Zeeuwse dialecten
wordt derrie omschreven als laag veen, veel
zout en waterplanten bevattend.
Vanouds lagen binnen de westwatering
van Zuid-Beveland vier grote komplexen
veengrond, namelijk de Poel ten zuiden
van de lijn Goes 's Heer Arendskerke,
het poelgebied van Kattendijke, het poel-
gebied ten westen van Eversdijk en het
gebied van de Kapelse en Yersekse Moer.
We zullen ons verder bepalen tot laatst
genoemd gebied. Het is gelegen tussen de
kreekruggen Biezelinge Wemeldinge en
Hansweert Yersekedam. In het verleden
is er wel eens sprake geweest van de
moeren van Vlake en de moeren van
Yerseke, zoals op het hierbij afgedrukte
fragment van de Hattingakaart uit 1753
is te zien. In werkelijkheid vormden ze
echter één aaneengesloten moergebied. Door
het graven van het kanaal door Zuid-
Beveland, ontstond een kunstmatige schei
ding en ging men spreken van de Kapelse
Moer en de Yersekse Moer.
De veenvorming moet ongeveer 4500
jaren geleden zijn begonnen. Tijdens lang
durige overstromingsperioden ontstonden
een aantal grote en kleinere inbraakkreken
en zette zich in de loop der jaren een
kleilaag af op het veenpakket.
Door de veenontgraving of moernering,
die in Zeeland gedurende de middeleeuwen
een belangrijke bestaansbron is geweest,
verdween het veen uit de komgebieden
tussen de kreekruggen en werd de boven-
Restant van een inbraakkreek in het poelgebied van Kattendijke.
Het wegenpatroon in de Yersekse Moer. Overgenomen uit 1000 jaar Yerseke door
W. E. P. van IJsseldijk.
12