Nieuw stroombeeld brengt andere vis op de Oosterschelde Gevolgen stormstuw-dam: Afwerken van het dek. Tekst: Cor van Heugten. Specialisten van het RIVO en rijkswater staat krijgen langzaam maar zeker wat meer inzicht in het toekomstige stroombeeld van de Oosterschelde. als de pijlerdam in 1985 in vol bedrijf is. Al enkele jaren voor die tijd zal het getij, dus het voedselaanbod en de sedimen tatie (zand- en slibafzetting) wijzigen. Re cente modelproeven hebben aangetoond, dat bij een beloofde doorlaatopening in de pijlerdam van 14.000 vierkante meter er in de kom van de Oosterschelde, al ter hoogte van Yerseke, de nodige slibafzetting te verwachten is. Dat belooft een grote strop voor de mosselteelt te worden, die op de Yerseke bank grote hoeveelheden mosselen verwatert. De mosselen spuwen on de harde zandbanken met prima helder Oosterscheldewater hun zand en slib uit. De grote waarde van de Oosterschelde zit niet alleen in de unieke en constante waterkwaliteit en planktonproduktie. De stroomsnelheid voert juist bij Yerseke het zand en slib weg, dat de mosselen uitspu wen. Biologen en delta-logen vrezen nu, dat de stroomsnelheid bij Yerseke net iets te klein wordt om de zandbodem van alle smetten van ongewenste sedimentatie vrij te houden. Wat voor de mosselen geldt, heeft ook invloed voor de visstand. Kort achter de Oosterscheidedam met stormvloedkering zijn stroomsnelheden van 5 meter per se conde te verwachten. Achterin de Ooster- scheldekom heeft het gedempt getij tot ge volg, dat er meer afzetting door bezinking van zwevende stoffen komt. De Ooster- scheldekom vult zich langzamer en loopt vooral langzamer leeg in de richting van Yerseke en Bergen op Zoom. Het is bekend, dat paling en tong wel van wat slib op de bodem houdt. Schol en schar veel minder en de bot trekt zich er minder van aan. Zeebaars en andere rond- vis zit bij voorkeur op zandgronden, tegen de randen van zandbanken en steenachtige onderwater-barrières, waar kleine visjes in moeilijkheden komen. De visserij-biologen verwachten, dat de verschillende vissoorten op de Oosterschelde zich meer op bepaalde punten gaan concentreren, al naar gelang het nieuwe stroombeeld, waarin deze vis soorten zich happy voelen of voedsel vinden. Verwacht mag worden, dat de beroeps visserij nog een vurig pleidooi gaat houden voor een vergrote doorlaat tot minstens 17.000 vierkante meter in de pijlerdam. Ook de georganiseerde hengelsport, die daar al leen maar baat bij kan hebben, doet er goed aan deze wensen te steunen. Wat politieke druk ook uit het leger van de IV2 miljoen hengelaars kan beslist geen kwaad. Het is waanzin om 100 miljoen te be zuinigen op een werk dat vele miljarden gaat kosten. Het risico, dat het milieu niet het volle profijt van het gedempte getij gaat trekken, is voor die meerprijs domweg niet aanvaardbaar. 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 9