I Eén van de oorspronkelijke blazers uil Moddergat, die naar Goeree werd verkocht Trieste afgang in de Emmahaven. Twee hengsten, wachtend op hun naderend einde. voormalige havensteden als sponsors te laten optreden, teneinde zodoende nog een aantal zeilende visserschepen in hun oor spronkelijke staat voor het nageslacht te kunnen behouden, blijkt in de praktijk ge woon niet haalbaar. Voorzover mij bekend heeft tot dusver nog geen enkele gemeente daartoe het initiatief genomen. Een vereni ging als Botterbehoud met een aantal enthousiaste en vaak zeer deskundige leden, acht ik daartoe veel beter in staat. Ze hebben dat ondubbelzinnig bewezen, zonder dat er een sponsor aan te pas kwam. Het heeft weinig zin om nog dieper in te gaan op de vraag waarom er nu juist in het voormalige Zuiderzeegebied zoveel oorspronkelijke houten visserschepen geres taureerd konden worden, in tegenstelling tot het gebied van de Zeeuwse stromen. Vermoedelijk werden ze daar eerder door ijzeren schepen vervangen. Wel werden er een aantal hoogaarzen en hengsten ver bouwd tot plezierjachten. Zo blijkt uit de schepenlijst van de stichting Stamboek ronde en platbodemjachten d.d. 1-4-1977, dat van de voor 1910 ten behoeve van de visserij gebouwde hengsten en hoogaarzen een aantal schepen nog steeds als kajuit- jacht in de vaart zijn. Het oudste schip van deze lijst is een hoogaars die in 1895 bij Meerman in Arne- muiden werd gebouwd. Voorts vermeldt de ze schepenlijst nog een hoogaars die in 1902 bij Van Duivendijk in Tholen werd gebouwd, een hengst die in 1903 bij De Klerk werd gebouwd en een hengst die in 1908 bij P. Verras in De Paal werd ge bouwd. Een hoogaars die nog vaak op de Zeeuwse stromen zeilt is de TH 33 van ds. D. N. Wouters uit Amsterdam. Dit schip werd in 1907 bij Melis van Duivendijk in Tholen gebouwd en was destijds eigen dom van C. v. d. Klooster uit Burghsluis, vanwaar het onder het visserijnummer HS2 heeft gevaren. Later kreeg het schip als TH 33 Tholen als thuishaven. Naast de hiervoor vermelde schepen zijn er nog enkele andere oude Zeeuwse plat bodems in de vaart, die niet bij de stichting Stamboek ronde en platbodemjachten staan ingeschreven. Zo staan in Zeeland Magazine van maart 1976 nog een aantal bijzonder heden vermeld over een hengst die in 1908 bii Verras is gebouwd en onder meer nog als TH 49 eigendom is geweest van Hendrik Schot. Het schip is thans nog als jacht in de vaart. Onlangs werd door de vereniging Botter behoud een statutenwijziging goedgekeurd, waardoor het mogelijk is geworden dat zeilende visserschepen die ontwikkeld en gebruikt zijn voor het bevissen van de Zeeuwse stromen, eveneens ingeschreven kunnen worden. Het resultaat van deze statutenwijziging is dat er op de schepen lijst van de vereniging Botterbehoud inder daad een hoogaars in zijn oorspronkelijke staat kon worden ingeschreven, nl. de YE 36, eigendom van de heer P. Dekker uit Kortenhoef. Voor zover ik heb kunnen nagaan is deze hoogaars het laatst overgebleven Zeeuwse visserschip, dat nog in zijn oorspronkelijke staat in de vaart is. Het leek me de moeite waard naar het wel en wee van dit schip een nader onderzoek in te stellen. Het re sultaat van dat onderzoek hoop ik nog te kunnen vermelden in een aan deze aflevering toe te voegen naschrift. Na het in gebruik nemen van ijzeren schepen zijn de houten Zeeuwse platbo dems, voor zover ze niet tot plezierjacht werden verbouwd, vrijwel allemaal gesloopt of zo maar ergens weggerot en vergaan. In de vissershavens lagen ze in de weg, niemand had er destijds belangstelling voor en hun eigenaren wisten er verder ook geen raad mee. Alleen in de Emmahaven lagen ze niet meer in de weg toen deze haven eveneens onbruikbaar was geworden. Daar verrotte het houtwerk van de laatste hengsten met het kenteken CLN (Clinge). Voor Zeeland zal de wens van de heer Rijpma wel niet meer in vervulling gaan. Daar valt vrijwel geen oorspronkelijke hoog aars, hengst, boeieraak of schouw meer te redden. Voor zover de varende monumenten betreft, heeft men er de boot gemist. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 21