Van aken, botters en blazers Tekst: J. Q. C. C. Becht. In de tijd dat er door Zeeuwse vissers werd gevist met zeilende visserschepen, gebeurde dit niet alleen met specifiek Zeeuwse schepen als hoogaars of Tholense schouw. Om maar enkele van de lokale scheepstypen te noemen. Zeeuwse mossel- Fig. 1. Schip met Lemmergat. vissers hadden op hun reizen naar de Wad denzee, waar zij mosselzaad haalden, de goede eigenschappen leren kennen van de schepen van Zuiderzee en Waddenzee. Hen scheepstype dat de Zeeuwse vissers kennelijk heeft aangesproken was de Lem meraak, het laatst ontwikkelde type voor de zeilvisserij in het Zuiderzeegebied. De Lemmeraak of Lemsteraak verenigt elemen ten van de ronde Friese bouwwijze met die van de botter. De Lemmeraak werd ontwikkeld en voornamelijk gebouwd de naam zegt het al in Lemmer. Vooral het achterschip moet de bewondering van de Zeeuwen hebben gewekt. Zozeer zelfs, dat het bij tal van „hengsten" (typisch Zeeuwsvlaamse visserschepen) is toegepast. Welk type gemodificeerd schip dan wel heel eerlijk Lemmerhengst werd genoemd. Zelfs bij de hoogaars, het in mijn ogen bijna volmaakte schip, is in enkele gevallen het achterschip van de Lemmeraak toege past: de hoogaars met Lemmergat. Naar men zei, had zo'n Lemmergat de eigenschap dat het het water beter losliet; het water „plakte" er niet aan vast. Wat betreft de stroomlijn van een door het water ge sleept voorwerp, is de achterzijde bijna net zo belangrijk als de voorkant. Wie de tekening beschouwt van het achterschip van een hoogaars met Lemmergat (zie fig. 1), zal met aan de goede stroomlijn- vorm ervan twijfelen. Het zijn niet alleen de achterschepen van de Lemmeraken die hun intrede deden in het Zeeuwse. Nee, de Lemmeraak werd vaak als compleet visserschip „geïmpor teerd". En niet geheel ten onrechte. Lem meraken waren stoere schepen die, hoewel lichter gebouwd dan de meeste hoogaarsen, heel wat wind en golfslag konden verdra gen. In tegenstelling tot veel scheepstypen die in de loop der lange historie zodanig zijn geëvolueerd, dat hun uiteindelijke oor sprong niet meer te achterhalen is, is dit wel het geval bij de Lemmeraak, waarvan het eerste exemplaar omstreeks 1876 bij scheepswerf De Boer in Lemmer gebouwd moet zijn. De Lemmeraak is een „rond" schip; het heeft geen plat vlak. Van bovenaf gezien is het schip enigszins eivormig, met de punt naar achteren. Het schip heeft een vrij hoge kop, die in een vloeiende zeeg neergaat naar het achterschip en daar weer flauw oploopt (zie fig. 2). De grootste maat waarin zij zijn gebouwd is 14 bij 4 meter. Als zeilen werden grootzeil, fok en kluiver gevoerd. Soms werd een „aap" ge voerd, een driehoekig bijzeil achter het grootzeil De zijzwaarden zijn, zoals van alle typen schepen welke open water be varen, lang en smal. De Lemmeraken welke in Zeeland thuishoorden, onder andere in Bruinisse, werden bij de mosselvisserij ge bruikt. Aan het eind van de vorige eeuw moet de Lemmeraak een geduchte concurrent voor de hoogaars zijn geweest. Als we ten minste de scheepskenner N. Lelong moeten geloven, die in zijn studie „Les bateaux spéciaux a la Belgique et a la Hollande" (Paris-Liège, 1896) vermeldt, dat de Lemmer aak de hoogaars verdringt. Foto's van Zeeuwse vissershavens uit het begin van deze eeuw tonen echter aan, dat het met de verdringing van de hoogaars kennelijk niet zo'n vaart liep; gelukkig! Lelong ver meldt nog over de Lemmeraak, dat de man bij de fok voortdurend nat is van het buis water; wat bij de hoogaars nauwelijks voorkomt. Niet te verwonderen overigens wanneer men de voorschepen van beide scheepstypen met elkaar vergelijkt. De kop van de Lemmeraak is tamelijk vol en stoot derhalve op de golven. De hoogaars daar entegen heeft een sterk vallende voor steven. Het schip zal daardoor veel ge leidelijker in de golven inzetten en wordt er als het ware overheen getild. Een ander type vaartuig, dat evenals de Lemmeraak van origine in het Zuiderzee gebied thuishoorde, is de „botter". Het scheepstype dat van al onze traditionele visserschepen wellicht het meest bekend (of het minst onbekend?!) is. De botter heeft in vroeger tijden bij honderden de toen malige Zuiderzee bevaren. Het „Zuiderzee- rapport" van 1907, uitgebracht door het toenmalige Ministerie van Landbouw, Nij verheid en Handel, vermeldt 982 botters. Voornamelijk thuishorend in de visserstadjes aan de west- en aan de zuidwal van de Zuiderzee. Bij de inhuldiging van Koningin Wilhelmina in Amsterdam in 1898 moeten er zelfs 1300 botters als eerbetoon op het I] hebben gelegen! Het is al eerder gezegd; van veel oude scheepstypen is de herkomst niet nauw keurig te bepalen. Zo ook de herkomst van de botter. Aangenomen wordt dat de botter verwant is aan de oud-Nederlandse scheepstypen „ever", „tochtschuit" (of Lemmeraak (fig. 2). 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 15