De buitenplaats Berkenbos omstreeks 1908.
Deze aankoop bleek voor Middelburg dan
ook allerminst een voordelige zaak te zijn
en de toenmalige burgemeester Hendrik
Thijbout kreeg het van zijn gemeentenaren
dan ook zwaar te verduren. In 1679 ver
kocht Middelburg de heerlijkheid Domburg
met een aanzienlijk verlies aan Mr. H. van
de Perre. Nadat deze in 1685 was over
leden, verkochten zijn erfgenamen Domburg
aan Johan Cau, kiesheer van de stad Mid
delburg en bewindhebber van de Oost-
Indische Compagnie. Tot 1732 bleef Dom
burg in het bezit van de familie Cau, waar
na de eigendom door koop overging op
Ewout van Dishoek, raad van de stad Mid
delburg en bewindhebber van de Oost-
Indische Compagnie. Voor bewoning kocht
hii er het hof te Domburg bij, een buiten
plaats gelegen ten zuidwesten van Domburg.
Domburg bleef in de familie Van Dis
hoek tot 1817, toen de eigendom overging
naar Wilhelmina Carolina van den Brande,
weduwe van Adriaan Kaspar Slicher. In
1913, behoorde Domburg aan Wilhelmina
Adriana Theodoor Slicher, weduwe van Fre-
derik Jan Willem Floris baron van Pallandt
van Westervoort.
Handel en scheepvaart.
Na het verloren gaan van het oude duin
landschap vond, zoals hiervoor reeds werd
vermeld, omstreeks het jaar 1000 en daarna
weer nieuwe duinvorming plaats, waarachter
een natuurlijke begroeiing van struiken tot
ontwikkeling kwam. In de beschutting daar
van ontstond vermoedelijk het nieuwe Dom
burg. Naast het bedrijven van landbouw
en veeteelt, waren ook de visserij en de
zeevaart er eertijds belangrijke bronnen
van bestaan. Toch is er uit die tijd weinig
over de aktiviteiten van de Domburgers
bekend. Eerst vanuit de late middeleeuwen
bereiken er ons gegevens over en wel uit
het begin van de vijftiende eeuw. Zo is
het bekend, dat in 1438 een koopman uit
Rouaan een Domburgs schip bevrachtte met
bestemming Middelburg. Voorts kregen zee
lui uit Domburg in 1547 vrijgeleide in
Schotland, terwijl in 1566 een Domburgse
schipper wijn vervoerde van Malaga naar
Middelburg.
In 1480 moesten Domburg en Westkapelle
samen een schip uitrusten en met honderd
koppen bemannen, ter beveiliging van de
haringvaart en de koopvaart. Zolang door
Domburgse vissers nog met platbodemsche
pen werd gevaren en gevist, konden ze op
het strand worden gezet of vonden ze
een veilige ree onder Vrouwenpolder. De
gevangen vis werd meestal in Veere, Vlis-
singen of Middelburg aan wal gebracht.
Nadat men met kielschepen was gaan varen,
waren de Domburgse vissers en schippers
verplicht andere thuishavens te kiezen. In
de onrustige beginjaren van de tachtig
jarige oorlog gingen zowel de visserij als
de zeevaart van Domburg teniet.
Buiten de scheepvaart, moet in de late
middeleeuwen in Domburg ook de handel
niet onbelangrijk zijn geweest. Omstreeks
1497 schijnt men er met zeinering te zijn
begonnen. Met zeinering wordt bedoeld de
winning van zout uit het zoute veen (derrie)
en de verhandeling van het gewonnen zout.
Deze tak van bedrijf hield vermoedelijk
verband met de konservering van de haring
die door vissers uit Domburg en West
kapelle werd gevangen. Toen de visserij
verliep, zal ook de zeinering vermoedelijk
geen lang leven meer beschoren zijn ge
weest. Om de handel zoveel mogelijk te
bevorderen, gaf in 1534 Adolf van Bourgon-
dië, die toen heer van Domburg was, aan
de inwoners toestemming om op iedere
dinsdag een weekmarkt te houden. Ook
was er op St. Jansdag (24 juni), tegelijk
met de kermis, een druk bezochte paar
denmarkt.
Verbindingen te land en te water.
Gedurende de middeleeuwen was de ver
binding van Domburg met Middelburg ui
terst gebrekkig. Aanvankelijk was deze weg
verbinding, die ook thans nog Noordweg
wordt genoemd, niet veel meer dan een
karrespoor over de oorspronkelijke oeverwal
van een kreek. Alleen bij zomerdag en
dan alleen nog in een droge periode, kon
men te voet, te paard of met kar en paard
van dat karrespoor gebruik maken. In de
wintertijd was verkeer over land vrijwel
uitgesloten. Dan was men aangewezen op
de schuitveren, althans zolang het open
weer was. Eerst op het eind van de zeven
tiende eeuw was er tussen Domburg en
Middelburg een redelijke wegverbinding,
maar het duurde tot 1838 eer het gedeelte
Domburg Serooskerke van een klinker
bestrating werd voorzien.
De schuiten die van Domburg naar Mid
delburg voeren, vervoerden zowel reizigers
als allerlei vrachten, waaronder vooral le
vensbehoeften. Ook werd veel duinzand naar
Middelburg verscheept ten behoeve van
huizenbouw en stratenaanleg. Eerst in 1886
werd de schuitvaart tussen Domburg en
Middelburg opgeheven.
Domburg in de achttiende eeuw.
In de achttiende eeuw werd Domburg
met zijn bosrijke omgeving geliefd als zo
merverblijf van rijke Middelburgse families.
Langs de duinrand lieten ze hun buiten
plaatsen bouwen, waar ze gedurende de
zomermaanden verbleven. In het najaar
trokken ze zich weer naar hun komfortabele
woningen in Middelburg terug, waar de
winter werd doorgebracht.
Ook als pleisterplaats voor de zogenaamde
spelerijders was Domburg toen een gelief
koosd oord. Zij waren als het ware de
dagjesmensen van weleer. Men arriveerde
Café Uitspanning De Roode Leeuw anno 1977.
14