LE VAISSEAU
DE 74 CANONS
Spuisluis Brouwersdam
begin mei in gebruik
Boekbespreking door J. T. H. C. Schepman
Een vierdelig naslagwerk dat in een serie
archeologie navale francaise over één
scheepstype uitgegeven is, moet toch wel
de moeite waard zijn om eens nader te
bekijken. Het eerste deel verscheen in 1973,
en in 1977 is het laatste deel verschenen.
Deze boeken zijn samengesteld door Jean
Boudriot die na zijn studie aan de Ecole
des Beaux Arts architect werd. Op seheeps-
bouwgebied dus in feite een leek. Hij be
sloot na jarenlange bestudering van de
klassieke Franse scheepsbouw een boek te
gaan schrijven. Wat heeft hij nu gedaan?
Dat was geen eenvoudige opgaaf. Hij
beschrijft niet een bepaald schip, of een
periode uit de Franse scheepsbouw of zoals
vaak gebeurt een hele serie schepen. Uit
alle zorgvuldig bestudeerde gegevens heeft
hij gekozen voor een linieschip, bewapend
met 74 kanonnen, een scheepstype, dat
zelfs tot 1780 in dienst geweest is bij de
Franse marine. Er wordt dus één scheeps
type beschreven.
Het moet een minitieus onderzoek ge
weest zijn wat Jean Boudriot enkele jaren
geleden afsloot, en dat nu geresulteerd
heeft in de uitgave van dit prachtige vier
delige werk. Hij heeft archieven, modellen,
tekeningen, voorschriften en vooral ook veel
literatuur bestudeerd en is met behulp van
dit materiaal gekomen tot een soort his
torisch verantwoord model op papier.
Alles wat met het schip te maken heeft
wordt besproken. Alle tekeningen, doorsne
den, perspectieftekeningen, schetsen van de
bemanningen in hun leefsituaties aan boord
en het varen zijn speciaal door hem voor
deze uitgave ontworpen en getekend. Vooral
ook de kleurenplaten van de bemanningen
zijn zeer zorgvuldig en historisch verant
woord samengesteld.
Na een korte inleiding over de organisatie
van de Franse marine worden de ontwer
pen en constructiemethoden er bij betrok
ken. Plannen en tekeningen worden bespro
ken en dan komt direct daarna het uit
zetten op de spantenvloer ter sprake. Eén
hoofdstuk is gewijd aan de materialen,
de helling en het te water laten. Daarna
wordt het scheepstimmerwerk aan de hand
van prachtige en duidelijke tekeningen be
sproken.
Bij veel tekeningen is de schaal aan
gegeven. Achterin elk boek zijn kartonnen
meetlatjes aanwezig die de schaal in meters
en voeten aangeven. Op die manier kan
men zich een goede voorstelling maken hoe
groot zo'n schip nu was. De mensen
waren toen ook niet zo groot. Men meet
op sommige plaatsen maar 1,65 meter dek-
hoogte. Het hier beschreven schip is 56
meter tussen de loodlijnen, de grootste
breedte is 14,3 meter. De waterverplaatsing
is 3000 ton. Het doet wat merkwaardig
aan al die hedendaagse eenheden bij een
oud schip, maar u moet bedenken dat het
in 1973 bedacht is.
Het tweede deel gaat verder met de
constructie van het schip en begint met
de opbouw. Bijzonder fraai gedetailleerde
tekeningen en enkele gekleurde aanzichten
geven een exacte indruk hoe zo'n schip er
uit moet hebben gezien. Het boek staat
vol met lengte- en dwarsdoorsneden de
meesten voorzien van verwijzingen en be
namingen. De inrichting wordt per dek nog
eens besproken en perspectieftekeningen la
ten iets zien van het interieur. Slechts
anderhalve bladzijde wordt aan het schil
derwerk besteed. Dat komt omdat die
schepen behalve wat versiering, practisch
niet geschilderd werden. Bij het interieur
beperkte men zich tot eenvoudige lichte
kleuren. In de ruimen bevond zich de bal
last van ijzer en steen. Dan was er nog
verplaatsbare ballast om het schip te trim
men. Ook de leeftocht was een soort bal
last. Vooral de 864 vaten water en 417
vaten wijn. Het schip liep dus volgens
onze huidige begrippen een op twee. Eén
vat heeft een inhoud van ca 240 liter. Men
had voor ongeveer zes maanden wijn aan
boord. Het rantsoen was 0,7 liter per man
per dag. Deze gegevens zullen de actie
radius van het schip wel bepaald hebben.
Dan volgt een uitgebreide beschrijving van
de gereedschappen die aan boord gebruikt
werden ook al weer verlucht met zeer
veel tekeningen.
Men ziet slagersmessen, navigatie-instru-
menten. gebruiksartikelen van de kannonier,
en de instrumenten van de chirurgijn.
Het derde deel behandelt de masten met
tuigage, blokken, zeilmaken, touwwerk, het
zeilplan. Ook in dit deel worden vele
maten, hoeveelheden, soorten en materialen
genoemd. Voor de zeilliefhebber iets om
het hart aan op te halen.
Het vierde deel beschrijft de mensen
die aan boord van zo'n schip leefden tof
de knopen aan de jas van de kapitein.
Men krijgt een goed idee van hun kleding,
hun voeding, bewapening, straffen, kort
om de levensomstandigheden en het werk
wat men aan boord moest doen. Heel pre
cies staat er omschreven hoe men met een
36 ponder omging waarbij de hele exercitie
nauwkeurig beschreven wordt. Het is ten
slotte een oorlogsgschip waar het hier om
gaat. Een hoofdstuk behandelt de scheeps
manoeuvres, de seinen, de commando's, de
gevechtsposities, enz. Als men bedenkt dat
dit allemaal „op de zeilen" moest ge
beuren, en als men dan ziet hoe nauwkeurig
en volgens welke schema's er gevaren werd
begint men veel respect te krijgen voor
hetgeen onze voorouders op zeevaartgebied
gepresteerd hebben. Dit boek handelt over
een Frans oorlogsschip, maar men mag
veronderstellen dat elke zeevarende natie
de knepen van het vak kende.
Zoals reeds gezegd, aan de voorberei
dingen van dit boek zijn enorm veel studies
voorafgegaan. Jammer genoeg is het niet
meer te koop. Gelukkig kon de Technische
Bibliotheek, Edisonweg 4 te Vlissingen, in
1976 nog de hand leggen op de toen reeds
verschenen eerste drie delen. Nu dan de
hele serie in 1977 geheel compleet is was
het op zijn plaats om juist dit ene werk
eens uit de collectie te lichten en nader
te bespreken. Om het boek te bekijken
moet u wel een bezoek brengen aan de
technische Bibliotheek, want dergelijke boe
ken gaan vanzelfsprekend niet als broodjes
over de toonbank. Dat wil zeggen dat het
niet uitgeleend wordt. Een boek met een
gemiddelde prijs van 90,per deel mag
wel met een bijzondere aandacht behan
deld worden.
Wie weet komt u eens in de buurt. De
bibliotheek is geopend van 8 tot 5 uur op
elke werkdag, ook in de vakanties. Een
aantal maanden van het jaar zijn we ook
vrijdagsavonds geopend van 7 tot 9 uur,
behalve in juli en augustus. We pretenderen
een wetenschappelijke bibbilotheek te zijn,
maar toch is er voor de recreant veel in
teressants te vinden.
Door Cor van Heugten.
Rijkswaterstaat is van plan de spuisluis
in de Brouwersdam begin mei in gebruik
te nemen. Op dit ogenblik is het zoutge
halte nog iets boven de 12 promille chloride,
zodat er geen aanleiding is de spuisluis al
eerder voor de inlaat van zout water uit
volle zee te benutten. Er is een afspraak
met de milieudiensten te bekijken of het
zoutgehalte beneden de 12 promille chloride
komt. In dat geval zou de spuisluis ver
vroegd in werking zijn gesteld. Het hele
marine-biotoop dreigt namelijk bij een zout
gehalte beneden de 12 promille in gevaar
te komen. Het zoutgehalte op zee ligt rond
de 16 promille. Eind april loopt een onder
zoek af, dat de biologen van de milieu
afdeling van de rijkswaterstaat in Middel
burg naar de voorjaarsbloei van algen en
plankton instellen.
Voor de sportvissers is het erg interes
sant eens te bekijken met de hengel in
de hand, hoe de vis op de inlaat van vers
zeewater in de Grevelingen zal reageren.
De kans bestaat, dat er voor en achter
de spuisluis fikse concentraties platvis te
vangen zullen zijn. De inlaat van het voed
selrijke water van volle zee betekent ook,
dat er de komende zomermaanden veel
„dikker"; dus minder helder water op de
Grevelingen komt. Dat betekent, dat de
sportvissers overdag paling gaan vangen,
die nu alleen in de nacht aast, als het
donker is. Er komen dus veel meer sport
vismogelijkheden.
De beroepsvissers op de Grevelingen zet
ten dit voorjaar weer grote hoeveelheden
glasaal op de Grevelingen uit. Tot nog toe
kwamen de aalvangsten vooral de beroeps
vissers ten goede, omdat de sportvissers
op d£> Grevelingen overdag weinig of geen
paling kunnen vangen en 's nachts niet
vissen mogen.
28