en 1271 schijnt ook de abdij van Middel burg er gronden te hebben bezeten en in de rekening van de rentmeester bewesten Schelde over de jaren 1318—1319 komt nog de naam van Jan Gheraert van Hoogelande voor. De heerlijkheid schijnt in die tijd al versnipperd te zijn geweest in een aantal grote en kleinere partijen. De totale grootte van de ambachtsheerlijkheid Hoogelande bedroeg destijds 470 gemeten en 264 roeden. De nederzetting Hoogelande en zijn kerk. „Gedaan in het jaar van de vleeschwor- ding des Heeren, 1188, Ik, Balduinus door Gods genade bisschop van Utrecht, maak bekend aan alle gelovigen in Christus, zoo De westelijke gevel van de kapel van Sint Maarten. waarnemen, nadat de veenlaag, die er eens bovenop lag, er door het zeewater was afgespoeld. De veenlaag op de oude blauwe zeeklei wordt door de geologen omschre ven als ..Hollandveen". Die veenvorming be gon in een tijd die ongeveer 4500 jaar achter ons ligt. Aanvankelijk ontstonden op de oude blauwe zeeklei uitgestrekte moerassen, die overwegend met riet waren begroeid. Schei kundig onderzoek van de veenresten heeft uitgewezen dat in de rietmoerassen nader hand berkenopslag tot ontwikkeling kwam. Daarna begon de groei van veenmos, waar na er tenslotte een heidelandschap ont stond. De veenvorming heeft zich tot in de Romeinse tijd kunnen voortzetten. Vandaag de dag kost het echter wel enige moeite om de uitslag van het geologisch onder zoek te aanvaarden, namelijk dat in de Romeinse tijd bij Hoogelande en omgeving heidevelden lagen. Omstreeks 250 na Chr. begon een over- stromingstijd die duurde tot ongeveer 600 na Chr. Het water doorbrak de duinen, vormde enkele brede en talloze kleinere in braakkreken, waardoor het zeewater ook het gebied van Hoogelande binnenstroomde. Het stroomde over zijn kreekoevers waarna de meegevoerde slibstoffen tot bezinking kwamen. Waar kreken werden gevormd, spoelde het veen weg, maar tussen de kreken in zette zich op het veenpakket een klei laag af. De overtromingsperiode die om streeks het jaar 250 begon en omstreeks het jaar 600 ten einde liep, noemt men de Duinkerke II periode en de kleilagen die in die jaren op het veen ontstonden, worden afzettingen van Duinkerke II genoemd. De omschrijving „Afzettingen van Duinkerke II op Hollandveen op afzettingen van Calais" is door deze uiteenzetting hopelijk wat duidelijker geworden. Het hierbij afgedrukte fragment van de geologische kaart laat duidelijk de grote inbraakkreken in de buurt van Hoogelande zien, ondanks het feit dat ze in het terrein met het blote oog niet of nauwelijks meer zijn waar te nemen. Tegen het einde van de Duinkerke II overstromingsperiode was het landschap van Walcheren radikaal gewijzigd. Op de plaat sen waar eens kreken waren gevormd, was een patroon van sterk kronkelende ruggen ontstaan, die lager gelegen komgebieden omsloten. De mensen die er tenslotte kwa men wonen, vestigden zich aanvankelijk op de kreekruggen, waar ze een betrekke lijke veiligheid tegen hoog water genoten. Kort na het jaar 1000 is men, gesteund door nieuwe duinvorming langs de west kust, begonnen met de omdijking van het oudste deel van Walcheren. Waarschijnlijk werd het omdijkte land, dat voorheen deel uitmaakte van het domein der Frankische koningen, kort na de bedijking opgedeeld in een aantal heerlijkheden die door de landsheer aan derden in leen werden uit gegeven. Elke heerlijkheid kreeg een be paalde naam en we mogen aannemen dat zodoende ook de heerlijkheid Hoogelande is ontstaan. Uit de grillige vorm van zijn begrenzing valt af te leiden dat deze oor spronkelijk van natuurlijke aard is geweest. Het kunnen waterloopjes, kreekruggen of iets dergelijks zijn geweest. Van de eerste heren die zich naar hun gebied Van Hoogelande noemden, is vrijwel niets bekend. In 1205 werd Gherardus van Hoogelande vermeld en in 1223 schijnt Hendrik van Hoogelande, die ook als Hen- ricus de Altaterra wordt vermeld, am bachtsheer te zijn geweest. In de jaren 1247 De Noordmonsterkerk van Middelburg. Deze tekening berust vermoedelijk op fantasie. nu als in de toekomst, dat tot ons gekomen zijn de parochianen van de kerk van West monster, die wonen op de plaats Hogeland genoemd en dat ze ons met weenenklagen hebben betoogd dat ze wegens de dodelijke twisten en vijandelijke vervolgingen, die ze in die plaats hadden, de viering van den godsdienst en de overige plechtigheden, die de pastoor bedient, geenszins konden bij wonen. In hunnen nood met vaderlijk gevoel deelende, hebben wijvoldaan aan het verzoekom op de plaats waar zij woneneene kerk te mogen bouwen." Dit gedeelte van een brief, geschreven door de bisschop van Utrecht en gericht aan de pastoor van de Westmonsterkerk van Middelburg, staat afgedrukt in een folder die de stichting Kapel van St. Maar ten voor belangstellenden beschikbaar stelt. In zijn studie over de historische geografie 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1978 | | pagina 18