8. Mixtuur 4-6 St., 9. Trompet 8. Bovenwerk:
1. Viola da Gamba 8, 2. Fluit dolce 8,
3. Viola 4, 4. Speelfluit 2, 5. Dulciaan 8.
Tremulant. Rugwerk: 1. Prestant 8, 2. Hol-
pijp 8, 3. Octaaf 4, 4. Fluit 4, 5. Octaaf 2,
6. Nazard 3, 7. Carillon. Pedaal: 1. Sub
bas 16, 2. Prestant 8, 3. Gedekt 8, 4.
Octaaf 4, 5. Bazuin 16, 6. Trompet 8.
Klavieromvang C-f. Pedaal C-c.
Uitmuntend..
In het voorjaar van 1832 was dat orgel
klaar en Luitje en Jacob hadden alle eer
van hun werk. Het werd tot één van de
fraaiste kerkorgelen van Nederland gere
kend. „In kracht en welluidendheid en over
eenstemming des geheels uitmuntende ei
genaardigheden van elk der registergeluiden
in het bijzonder en bovenal een zeer nette
en juiste en fraaie bewerking van al dees-
zelfs in- en uitwendige deelen", zo beoor
deelde de Zwolse organist S. A. Hapenius
het.
De firma Van Dam hield het orgel in
onderhoud en herzag een aantal registers
in 1896. Daarna werd het in 1940 gedemon
teerd en het bleek, toen het naar Tholen
kwam toch heel wat van de opslag geleden
te hebben. De firma Sanders ging aan het
restaureren in 1955 en wijzigde opnieuw
de dispositie.
Die ziet er nu als volgt uit: Hoofdwerk:
Bourdon 16, 2. Prestant 8, 3. Holpijp 8,
4. Octaaf 4, 5. Octaaf 2, 6. Quint 3, 7.
Cornet 3 st., 8. Mixtuur 4-6 st., 9. Trom
pet 8. Bovenwerk: 1. Fluit dolce 8, 2. Pres
tant 4, 3. Woudfluit 2, 4. Quint V-fa,
5. Regaal 8, Tremulant, Rugwerk: 1. Pres
tant 8, 2. Holpijp 8. 3. Octaaf 4, 4. Fluit 4,
5. Octaaf 2, 6. Quint 3, 7. Scherp 3-4 st.,
8. Carillon 2 st., 9. Dulciaan 8. Pedaal:
1. Subbas 16, 2. Prestant 8, 3. Holpijp 8,
4. Octaaf 4, 5. Bazuin 16, 6. Trompet 8.
Klavieromvang C-f"Pedaal C-c'. Koppe
lingen zijn ook hetzelfde gebleven:
Ped-HW; Hw-Rw; Hw-Bw.
Hulporganiste mevrouw M. C. Hameeteman-
v. d. Sluijs bespeelt het instrument met
veel enthousiasme. Het is voor haar met
een een mogelijkheid om haar orgelstudie
te voltooien.
Aanpassen?
De wijzigingen bij de plaatsing in Tholen
hebben drs. J. H. Kluiver in zijn „Histo
rische Orgels in Zeeland" geïnspireerd tot
het maken van enkele opmerkingen. „Ze
hebben niet van het orgel gemaakt wat
de bouwers eens voor ogen stond. Het ware
dan ook beter geweest, dat het toen nog
aanwezige oorspronkelijke materiaal was be
houden om eventueel in de toekomst tot
een verantwoorde aanpassing van het in
strument aan de gewijzigde omstandigheden
over te gaan," vindt hij.
Zijns inziens zou die aanpassing moeten
bestaan in een overplaatsing van de rug
werklade naar het bovenwerk met de oor
spronkelijk daarop geprojecteerde registers
en de bouw van een rugwerk in de negen
tiende eeuwse trant met het overblijvend
materiaal. Pas dan zou een weloverwogen
geheel ontstaan in overeenstemming met
de opvattingen van Jacob en Luijtje van
Dam. Hij vindt echter wel dat dat alles
niet wegneemt dat het orgel in zijn huidige
staat een fraai instrument is.
Die laatste mening deelt ook de Goese
cantor-organist Kees van Eersel met hem.
„Een zekere dualiteit is inderdaad wel aan
toonbaar," vindt hij na met veel enthou
siasme het orgel tijdens een bliksembezoek
aan de kerk bespeeld te hebben. „Dat
neemt niet weg, dat de mogelijkheden zeer
zijn uitgebreid. Wel dient men een en ander
met wijs beleid te benutten. Restaureren
van orgels naar de oorspronkelijke opzet,
omwille van de historiciteit kan erg mooi
zijn, maar de praktische bruikbaarheid
wordt vaak verminderd. Zo dient alles
tegen elkaar afgewogen te worden."
Over de kwaliteit van het orgel is hij
dan ook zeer te spreken. „Het heeft fraaie
prestanten, weelderige fluiten en kleurrijke
tongwerken, die door de uitstekende akoes
tiek goed tot hun recht komen," vindt hij.
Het orgel is waard om de aandacht
van onze grote Nederlandse organisten te
krijgen en door diverse soorten organisten
7