waardige energievorm, namelijk elektrici
teit, vervaardigen.
Afvalwarmte.
De brandstofvoorziening is maar één kant
van het verhaal. Aan de andere kant staat
het nog steeds tot ieders verbeelding spre
kende feit van de energieverliezen die
optreden bij de condensorkoeling in de
centrales. Kun je met die afvalwarmte niets
nuttigers doen dan het zomaar aan moeder
natuur schenken die daar allerminst van
gediend is?
Naar mogelijkheden om afvalwarmte van
centrales te benutten wordt vlijtig gezocht.
Hier en daar zijn er toepassingen gevon
den, die er mogen zijn. In het eigen
voorzieningsgebied van de PZEM vinden
wij zo'n toepassing, namelijk in de elektri
citeitscentrale te Terneuzen. Deze centrale
is gekoppeld met een installatie voor de
ontzilting van zeewater. Ieder jaar pro
duceert de centrale zo'n 8 a 9 miljoen
kubieke meter zoet water. Het is zo zuiver
dat je het kunt drinken, maar het smaakt
wel erg flauw. Het basisprodukt is Wester-
scheldewater, dat behalve bremzout, ook
tamelijk verontreinigd is.
Andere toepassingen van warmte uit
elektriciteitscentrales zijn te vinden in
Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Daar
zijn enkele centrales tevens warmteleveran
cier ten behoeve van woonwijken, kantoor
gebouwen en fabrieken. Elders in de wereld
wordt afvalwarmte wel gebruikt om in
dustriewater op een gewenste vóór-tempe
ratuur te brengen. Wasserijen kunnen daar
bijvoorbeeld hun voordeel mee doen.
Op het eerste oog is de afvalwarmte van
centrales een veelbelovende, vergeten ener
giebron. In werkelijkheid echter, is deze
energiebron niet probleemloos. Voor een
energiebedrijf dat zich bijvoorbeeld op
stadsverwarming met behulp van centrale
koelwater bezinnen gaat, is de hamvraag:
Wat is het produkt van wat? Is het
energiebedrijf een warmteleverancier, die
als bijprodukt elektriciteit maakt, of is
het een elektriciteitsproducent, die als bij
produkt ook warmte kan leveren? In het
laatste geval kunnen de voorwaarden aan
wezig zijn om restwarmte van centrales
voor wijk- of kantoorwarmte te gebruiken
of (zoals in Terneuzen gebeurt) er zeewater
mee te ontzilten. Als de energiebedrijven
de levering van warmte als eerste doel
zouden nemen, waarbij de elektriciteits-
produktie bijzaak zou zijn, dan zouden wij
met ons allen de mist ingaan. Want waar
laat je elektriciteit op de uren dat niemand
die nodig heeft? Je kunt electriciteit niet
opslaan, zoals normale produkten, maar
je kunt het ook niet weggooien. Met rest
warmte kan dat wél.
warmleverlies via
schoorsteen 10%
ELEKTWCI1EITSFABRIEK
omzeilen van
warmte in elektriciteit
nuttige energie in de
vorm van elektriciteit
verbranding
afvoer nutteloze warmte
(thermische verontreiniging]
warmteveilies via
schoorsteen 10%
WARMTEKRACHTBEORIJF
omzeilen van
warmte in elektriciteit
energie in de
van elektiicileit
veibianding
i energie in de voim van
heel watei voor verwarming
De warmtebalans van een elektriciteitscentrale, vergeleken met een soortgelijke centrale
die naast stroom ook bruikbare warmte voortbrengt. Het elektriciteitsdeel van de
balans wordt nadelig beïnvloed door het warmtedeel.
Uit: „Turbinaal", no. 7/8 1977.
Optimaliseren.
Overigens is restwarmte van centrales
voor de verbruikers niet goedkoper dan de
warmte die de verbruikers zelf uit aardgas
halen. Maar restwarmte is natuurlijk wèl
een meer verantwoorde manier van be
steding van onze natuurlijke hulpbronnen.
En daarom wordt er zo sterk voor ge
ijverd.
De centrales hebben nog een andere mo
gelijkheid om, zo dicht mogelijk bij de
bron, zuinig met de brandstoffen voor hun
stoomketels om te gaan. Die mogelijkheid
bestaat hieruit, dat men de centrales die de
meeste electriciteit uit de minste brandstof
halen, het vaakst laten draaien, en dat men
de minder rendabele centrales zoveel mo
gelijk in reserve houdt. Technisch is het
heel goed mogelijk om bijvoorbeeld in
Limburg „energiebewuste" stroom te ma
ken die in Brabant of Zeeland de lampjes
laat branden. Andersom kan het ook. Alle
Nederlandse centrales zijn namelijk door
een imposant koppelnet met elkaar ver
bonden. De bedrijven pompen hun electri
citeit als het ware in één groot leidingen-
net, dat heel Nederland bestrijkt.
In de praktijk werken de drie zuidelijke
energiebedrijven (Brabant, Limburg en
Zeeland) trouwens al nauw samen bij het
uitwisselen van electriciteit. De drie be
drijven hebben afgesproken dat af
hankelijk van de omvang van de vraag
allereerst dié centrales worden ingeschakeld,
die de stroom ten koste van zo min moge
lijk brandstof produceren. Men noemt dat
„economische optimalisatie". Dit systeem
van uitwisseling heeft de bedrijven niet
alleen winst en geld bezorgd en daarvan
profiteren in feite de verbruikers maar
het heeft ze ook duizenden tonnen brand
stof bespaard.
En op dit moment stoomt die roman
tische locomotief die de PZEM heeft aan
geschaft ons verhaal weer binnen. De
PZEM-centrale in Vlissingen, waar de lo
comotief staat, dateert uit een periode
waarin de techniek niet zo ver gevorderd
was als nu. Het is om die reden geen erg
zuinige centrale, al mag hij er verge
leken met sommige zusjes in het buitenland
nog best wezen. Welnu de centrale
in Vlissingen hoort bij de eenheden die,
in het kader van de optimalisatie, het eerst
op de reservebank komen te zitten.
De locomotief.
Hij moet echter op elk moment weer in
bedrijf kunnen komen, maar dat is bij een
elektrische centrale geen eenvoudige zaak
De olie waarmee de stoomketels wordt
verhit, moet bijvoorbeeld vloeibaar zijn.
Van huisuit is die olie dat bijna nooit,
want wij zagen al eerder dat het een
brandstof is waarvoor anderen hun neus
ophalen. Het lijkt meer op asfalt. Voor het
vloeibaar houden van de olie is een aparte
verwarmingsinstallatie nodig. De PZEM
stond voor de keus: ofwel een aparte ver
warmingsinstallatie in de centrale onder
brengen, ofwel een eenvoudiger hulpinstal
latie kopen. En het werd dat laatste. In
de eerste week van november 1976 werd er
een zware locomotief, die dienst had ge
daan bij de Duitse Bundesbahn, van Rheine
naar Vlissingen gebracht, waar hij werd
neergezet op een apart stukje rail naast
de centrale. De locomotief (die zelf op olie
werkt) staat onder stoom tijdens de „kou
de" perioden van de centrale, zodat hij
beschouwd kan worden als een start
motor voor de machinerie die bij de eco
nomische optimalisatie hoort.
Hij zit aan het eind van deze machinerie.
Aan het begin daarvan vinden wij een
modern computersysteem, met behulp waar
van onder andere wordt uitgerekend op
18