weinige vissoorten, die zowel op zoet, brak als op zout water te vinden is. Als vanouds gaan er allerhande vreemde verhalen rond als zou de paling een lijken vreter zijn of zich als een slang hele af standen over het land kunnen bewegen. Een paling verplaatst zich wel eens een klein stukje door het natte gras om een eventueel overstapje te nemen naar een andere sloot, maar dan moet de afstand toch wel erg klein zijn. Ik heb nog nooit op één van mijn nachtelijke tochten een overstekende paling gezien. Het is echter een feit, dat vele wateren paling bevatten, terwijl ze geen verdere verbinding met andere sloten of kanalen hebben. ïn een polder of iets dergelijks kunnen we zelfs in de kleinste en ondiepste sloten nog paling vangen. Paling eet wel eens dode visjes, maar dan moeten ze beslist niet te lang dood zijn. Een visje wat nog maar een uurtje dood is, geeft betere mogelijkheden dan één die ruim een dag dood is. Ik heb eens een keer van iemand gezien, die geloofde in het verhaal van de lijkenvreter, dat hij paling wilde vangen met behulp van een oude jute zak en een goed ruikende var kenskop. Het enige wat hij bereikte was alleen maar dode vis over een behoorlijke afstand van de sloot. De paling is een vis, die op zout water geboren wordt en als ze aan alle gevaren en vijanden in hun leven ontsnapt zijn, komen ze er weer terug om voor het na geslacht te zorgen, om na deze verplich ting te sterven. Het jonge palingleven begint bij de paaiplaats in de Sargasso Zee bij een diepte van een 6000 meter. In het vroege voorjaar worden daar op een diepte van 100—300 meter de slechts 5 mm lange larfjes aangetroffen. Na een maand of twee zijn ze dan al gegroeid tot een 25 mm en ze hebben een dan nog enigszins platte vorm. Als ze anderhalf jaar oud zijn is de lengte ongeveer 75 mm en hebben dan nog een verhoogde rug. Na dit stadium worden ze weer iets korter en groeien dan langzaam naar de eindvorm van een volwassen paling toe. Het grappige bij deze jonge vis is, dat ze helemaal doorzichtig zijn. We zien duidelijk de ogen, ingewanden en ruggegraat. Als de jonge aal onze kustwateren be reikt, hebben ze de naam van glasaal en ze zijn dan al ongeveer 3 jaar onderweg. De maanden maart en april zijn de maan den, dat we de glasaal kunnen verwachten. Glasaal is klein van lengte, maar sterk in prestaties en heeft een enorm uithou dingsvermogen. Als ze de rivieren optrek ken, kunnen ze vele hindernissen overwin nen. Als rotsen minimaal door water over spoeld worden, zijn ze in staat er overheen te klimmen. Als paling de wettelijke maat heeft be reikt en ze dus voor beroep en hengelaar interessant gaat worden, hebben ze al een leeftijd van een jaar of zes. De snelheid van de groei hangt wel samen met tem peratuur en de voedseldichtheid van het water. Paling is een vis, die erg gevoelig is voor geur. Houdt daar met het vissen terdege rekening mee. Het is beter om in een blik met sardines te graaien, dan dat we aan een motor zitten te sleutelen. De paling die we met de hengel vangen is de zogenaamde rode of gele aal. Als we goed opletten, dan zien we dat we paling tegenkomen met een brede korte kop en ook wel met een lange spitse kop. Dit wordt bepaald door het voedsel wat ze overwegend gebruiken. De paling die voor namelijk van wormen, insektenlarven en slakjes leven, zijn de spitskop-alen en de paling die voornamelijk van visjes of krab betjes (vooral zachte krab) leeft, is de breedkop-aal of ook wel roof-aal genoemd. De mannelijke paling wordt niet zo groot, nl. ongeveer 50 cm en de wijfjes halen wel 1 tot 1.20 meter. Het maximale gewicht van deze slangen is dan ongeveer drie kilogram. Vangen we er echter één van 1,5 a 2 kilo, dan mogen we beslist niet mopperen en kunnen we gerust stellen, dat we een knoert gevangen hebben. Bij het onthaken van grote paling altijd voorzichtig zijn, want ze kunnen behoorlijk bijten. Het paling-raadsel is nog niet volledig ontsluierd, hoewel men, naar gezegd wordt, in Japan er in geslaagd is paling te kweken. Men zou de paling wel hebben laten zien, maar zegt lekker niet hoe ze het doen. Wanneer paling niet terug kan keren naar zee, schat men de max. leeftijd op 25 40 jaar. Geslachtsrijpe paling is aan de Europese kust nog bijna nooit ge vangen. Paling wordt bijna alleen aan de kustwateren gevangen en niet op open zee. Dit zijn ook de oorzaken dat ook nog niet precies bekend is hoe lang ze er over doen om de Sargasso Zee te bereiken. Men heeft wel met zekerheid vast kunnen stellen, dat de oude dieren na het paaien sterven. De paling die in het najaar aan de grote trektocht beginnen is de zgn. schier aal en wordt niet meer met de hengel gevangen. Deze trekvis wordt dan vooral met fuiken en andere netten gevangen en deze vissen gelden als de beste kwaliteit. Inwendig verandert het helemaal bij deze vissen. De maag en ingewanden verdwijnen langzaam maar zeker en maken dan plaats voor de voortplantingsorganen. Hun vet- reserve dient dan als voedsel voor de lange reis en tevens voor de inwendige verbou wing. Het schijnt, dat men deze zilver paling in een aquarium heeft beproefd en dat deze ruim drie jaar zonder voedsel kon. Een paling kan makkelijk 24 uur op het droge blijven leven mits hij niet in een te droge omgeving vertoeft. Hij zet dan zijn kieuwen bol en blijft dan meestal stil liggen als hij in de gaten heeft dat ont snapping onmogelijk is. Ook kan paling lange tijd in een beun in leven blijven. Paling die uit moddersloten komt, wordt in zo'n beun ook beter van smaak. Een paling die van de haak valt moet snel gepakt worden, want hij gaat onmiddellijk richting water. Aassoorten. Deze zijn legio, nl. alle soorten wormen of insektenlarven, kreeftachtigen als gar nalen of steurtjes, kleine visjes als bijv. grondels, viskuit voor zover aan een haak te prikken is, stukjes vis, kleine krabben en vooral zachte krab, schelpdieren als kokkels of mossels. Paling, gevangen op of bij mosselbedden, hebben negen van de tien keer van de mossels gesnoept. Het vangseizoen loopt van april t/m oktober, met de maanden juni t/m sep tember als toptijd. De eerste paling wordt meestal aan de zeekant gevangen en een paar weken later volgt het Veerse Meer. De maand juni is meestal de tijd voor paling in het Veerse Meer en dan moeten we ze niet erg diep zoeken. Het beste kunnen we het dan proberen op water van 30 tot 80 cm diep. Het Veerse Meer is een groot stilstaand zout water met een enorm voedselaanbod. Dit is er mede oorzaken van, dat de paling erg voorzichtig is. Geen stroming en genoeg voedsel geeft de vis alle tijd om de situatie te verkennen. Een geraffineerde aasaanbieding is het belangrijkste om de dag succesvol te kun nen maken. Om te beginnen zo min mo gelijk lood gebruiken. Als 10 gr voldoende is i.v.m. werpafstand of wind, dan geen 20 gr gebruiken. Ik zie nog regelmatig 100 of 150 gr gebruiken. Dit is beslist onnodig. Willen we beslist een grote worp maken om het diepe water te bereiken, dan is een horloge-loodje van 50 gr met een montage volgens figuur 2, in combi natie met een hoofdlijn van 30/100 mm voldoende. Voor het gebruik van de werphengel aan het Veerse Meer is het gebruik van schuiflood beslist noodzakelijk om een re delijk succes te behalen. Als hoofdlijn is een lijn van 30 a 35/100 mm nylon vol doende. Dit is redelijk dik, maar zeker noodzakelijk als we van de wal af vissen, aangezien er in de zomermaanden grote hoeveelheden wier verschijnen die op vele plaatsen het vissen onmogelijk maken. De diepere gedeelten hebben vaak minder last van de wiervorming en zijn in de zomer wat makkelijker te bevissen. Het Veerse Meer geeft in de avonduren of de hele vroege morgenuren de beste kansen. Er zijn verschillende plaatsen die ook met een vaste hengel te bevissen zijn, in com binatie met een dobber. Een werphengel met schuifdobber is ook erg goed bruikbaar. Bij het vissen met een dobber is het zaak, dat deze nauwkeurig uitgelood wordt, opdat de haak zonder meer op de bodem moet komen. De dobber zodanig uitloden, dat er maar een klein beetje voor nodig is om de dobber onder water te krijgen. CV c_ FIG. 1 50 cm 50 cm FIG. 2 50-70 cm ±30cm Qmo HENGEL HENGEL SCHUIFLOOD SYSTEEM VOOR VERRE WORPEN OF STUKJES VIS. 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 27