Van een stoute minister, een nijdige gedeputeerde, hobby-boeren, terecht boze Vlamingen, en Oosterschelde-vijanden Er gaat wel geen maand voorbij of er is ergernis en vrolijkheid, instem ming en afkeer te melden uit en over ons eigen Zeeland. Demissionair milieu-minister Irene Vorrink zag kans het mensdom in het Zeeuwse aan het lachen en aan het ergeren te krijgen. Ze beweerde met een overtuigingskracht alsof ze het zelf allemaal geloofde dat „die Zeeu wen" (let vooral op dat „die Zeeuwen"!) „ontspannen" naar de kerncentrale bij Borssele kijken. „Van die centrale zijn ze niet bang. Ze denken eerder aan overstromingen", zo beweerde de minister. We zijn blij met deze mededeling uit dit charmante ministeriële mondje. Nu weten we het eindelijk ook eens van een ander! En van iemand, die het weten kan. Want komt mevrouw Irene Vorrink niet wekelijks in Zeeland om aan „die Zeeuwen" te vragen hoe lekker of ze zich wel voelen met de reeds bestaande kerncentrale of de plannen voor een aantal nieuwe? Of vergissen we ons soms? Is het zo dat mevrouw de minister de randstadse vesting maar zelden verlaat om kontakt te zoeken met het volk in de provincies? Als dat zo is, heeft ministeriële Irene uit haar lieftallige nekje gezwamd. En dat mogen zelfs lieve vrouwelijke ministertjes niet doen, zelfs niet als het maar over „die Zeeuwen" gaat. Gelukkig heeft men van een aantal zijden in Zeeland de minister laten weten dat dat ze de plank mis sloeg, en dat er wel degelijk verontrusting in deze provincie bestaat over de kernenergieproblematiek, over de gedachten, die er bij de regering bestaan om eventueel vier plaatsen in Zee land min of meer geschikt te verklaren voor de bouw van kerncentrales. Die kerncentrales zijn wel „ongevaarlijk", maar omdat ze zo „veilig" zijn, moeten ze juist naar relatief dun bevolkte gebieden zoals Urk en de Zeeuwse eilanden. Als er dan wat gebeurt, dan beter een paar dui zend boeren en vissers dood, dan groot stedelingen. Dat is cynisme, inderdaad. Maar niet van ons! Het is de gevolgtrekking uit de kerncentrale-plannen van de „Hollandse" regering. Hopelijk zeggen en bevolking en parlement „neen!" tegen de regeringskern- plannen, en kiest men voor andere vormen van energievoorziening. Die zijn mogelijk, en ze zijn minder dreigend! Weliswaar niet dreigend, alhoewel toch wel een klein beetje, was de toon waarop gedeputeerde Schlingemann onlangs in het Zeeuwsvlaamse Hoek de boeren toesprak. Er moest worden gestemd over de ruil verkaveling Braakmanpolders. De meerder heid van de landbouwers in dat gebied zag er niets in en stemde het voorstel af. Dat is het goede recht van die boeren, die door de verkavelingscommissie naar de vergadering waren geroepen om hun de mocratisch recht van goed- of afkeuring te hanteren. De gedeputeerde ontstak daar in toorn. „Jullie moeten het dan zelf maar weten als jullie verder op hobbels willen voort- boeren", riep hij de landbouwers met stem verheffing toe Dat leerde ons twee dingen. Bepaalde autoriteiten kunnen een geaccidenteerd landschap kennelijk slechts als „hobbels" zien. Bepaalde autoriteiten worden boos als een deel van de bevolking op goede rechtskundige gronden een andere beslissing durft te nemen, dan die zij de autoriteit voor de juiste achten. Dat vinden wij onsportief. En zelfs al hebben de boeren misschien land bouwkundig gezien ongelijk, ze hebben het grootste gelijk van de wereld om op (landschappelijk wel fraaie) „hobbels" te boeren als ze vinden dat dat ook best kan. Bij de landbouw-organisaties zijn aan de hand van publikaties de discussies over „parttime"-boeren en „hobby-boeren" opge laaid. „Parttime-boeren" zijn boeren die naast de landbouw nog een ander beroep uitoefenen; vaak in loondienst, met de daaraan verbonden sociale voorzieningen. Dat is min of meer afgeschilderd als concurrentie-vervalsend voor de „fulltime"- boeren, die die voorzieningen niet, of niet in die mate hebben. Ook de hobby-boer kwam ter sprake. En ook de hobby-boer werd min of meer als „gevaarlijk" voor de landbouwende stand afgeschilderd. Waarom? Het lijkt ons dus wat onwaarschijnlijk dat iemand als hobby in zijn vrije tijd enige hectaren met aardappelen of tarwe zal gaan beplanten, of een twintigtal mest- varkens zal gaan aanhouden. Zou dat gebeuren, dan zou men met de nodige voorzichtigheid zich kunnen afvra gen of die hectaren inderdaad niet beter door een vakboer, die er zijn boterhammen mee moet verdienen, bebouwd kunnen wor den. Maar de landbouworganisaties gaan toch niet ageren tegen degene, die op een paar honderd vierkante meter wat groente en aardappelen poot, of een schaap, geit, hangbuikbig of pony heeft rondlopen? Wat deze mensen produceren dekt nau welijks het eigen verbruik. Als men vindt dat dit onschuldig „boertje spelen" ook al niet zou mogen, moet men het maar zeg gen. Dan weten we, dat er ook in land- bouwkringen „dirigistisch" wordt gedacht. We hebben overigens een voorzitter van de ZLM gekend, die het tuinieren en beesten-houden door niet-agrariers op kleine schaal wel kon waarderen. „Ze leren er van dat ze voor hun kleine gedoetje al naar de lucht moeten kijken wat voor weer of het wordt. Ze kunnen leren beseffen dat, wat voor hen in het klein belangrijk is, voor de beroeps-landbouw zeker be langrijk en vaak doorslaggevend moet zijn", aldus deze wijze (nu ex-) landbouworga nisatie-voorzitter. Een aantal weken terug kwam in Sluis een select gezelschap bijeen. Het waren deelnemers aan de lunchbijeenkomst van de Belgisch-Nederlandse Vereniging, afde ling Zeeland. De commissaris van de ko ningin hield een pleidooi voor meer contact tussen Nederlanders en Belgen Er deed zich ook een incidentje voor. Per grammofoonplaat werden de volkslie deren gespeeld. De Nederlanders zongen het Wilhelmus wel mee. De Belgen hielden de mond stijf dicht bij het spelen van de Brabangonne Gedeputeerde Van Geesbergen meende te moeten stellen dat het voor een volgende bijeenkomst wel een goed thema was de Belgen hun „volkslied" te leren zingen. Hij kreeg van Belgische zijde lik op stuk: „Had u de Vlaamse Leeuw laten spelen, dan hadden we wel meegezongenDe Brabangonne zingen we niet mee." Dat Zeeuwse gedeputeerden kennelijk niet weten dat de banden tussen Neder landers en Belgen, ook tussen de Zeeuwen en hun zuiderburen, in de eerste plaats via de Vlamingen bestaan, is een wat vreem de zaak. Vlamingen en Nederlanders hebben im mers al sedert eeuwen dezelfde taal en cultuur, en een deel van de historie gemeen. De Vlamingen cultureel bezien Zuid- Nederlanders maken nog maar sinds even 1830 deel uit van een staat, België genaamd, naar een volksstam, die al om streeks het begin onzer jaartelling naar... Groot-Britannië verhuisde Die Belgische staat bestaat nu eenmaal, zoals er een Belgische officiële nationaliteit bestaat. Maar die nationaliteit wordt ge dragen door minstens twee volken: Franstalige Walen en Nederlands-culturele Vlamingen. Zeer velen van de laatsten zien in de Brabangonne de officiële hymne van de staat, maar in de Vlaamse Leeuw het lied van hun volkMaar ook in officieel Zeeland is men kennelijk doods bang zich te zullen verslikken in de Bel gische communiteiten-kwestie. Daarom doet men desnoods tegen de zin van zijn gasten in liever „staats", dan de cul turele gemeenschap met de Vlamingen open lijk te erkennen. Waarom in de toekomst niet het Zeeuwse volkslied en de Vlaamse Leeuw gespeeld en gezongen? En wat ons betreft dan ook nog een strofe van de Brabangonne voor de aanwezige Walen. (Die zijn overigens niet altijd zo hevig anti-Nederlands als ze soms schijnen. Die Walen, die wij kennen zouden met zo'n oplossing best genoegen nemen). Of knipoogt men bij de soms wat elitair-schijnende Belgisch-Nederlands Vere niging toch maar liever naar het „deftige" francophone België? Zeeuw en Hollander, Belg-Vlaming en Waal en tal van andere natuurminnende mensen zijn destijds gelukkig geweest met het voor eb en vloed „open" blijven van de machtige Oosterschelde. Dankzij de op lossing van de peilerdam zijn zowel veilig heid als milieu en natuur op een redelijke wijze gewaarborgd. Maar gevaar voor de Oosterschelde schijnt nu van binnen-uit te komen. Bij de Aktiegroep Oosterschelde heeft men althans geconstateerd dat een toene mende groep duikers typische Oosterschelde- rijkdommen, zoals kreeften en zee-anemo nen uit het water opvist en mee naar huis neemt. Ook de zeesterren, zeeslakken, gar nalen en „krukels" moeten het ontgelden. Niet zo maar een paar, maar honderdtallen tegelijk worden boven water gehaald... om daarna als sieraad voor schoorsteenmantel of zoutwateraquarium te dienen. Kreeften, die in holen bij veenbanken leven, worden soms met dertig tegelijk naar boven ge sleeptDoor onverstandige duikers. (Er zijn gelukkig ook nog heel wat verstandige). Nauwelijks is er een redelijke oplossing voor zo'n pracht stuk Zeeuwse natuur als de Oosterschelde gevonden, of een aantal lieden staat klaar de flora en fauna daar op andere wijze „uit te hollen". Het gevolg zal straks wel zijn dat de overheid weer onprettige controle-maatregelen moet gaan nemen. Onprettig vooral voor de goedwil- lenden onder de duikers. Kan het dan nooit anders? Joris van Hoedekenskerke. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 13