Het Stedelijk Museum
te Vlissingen
Het is geen toeval dat in de gang van
het Vlissings Museum aan het Bellamypark
19-21 een gedenksteen is aangebracht ter
herinnering aan de heer Willem van der
Os, geboren te Vlissingen 10 december 1864
en overleden te Utrecht 29 oktober 1890.
Zijn vader was griffier bij het Kanton
gerecht te Vlissingen en Regent van het
Burgerweeshuis. Zijn grootvader Willem
van der Os had in Vlissingen een belang
rijke brandspuitfabriek, met een afzet
gebied ver buiten onze landsgrenzen.
De jonge Willem werd in 1888 student
aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en ver
kreeg in 1890 de graad „Kandidaat in de
Rechten".
Hij had bijzondere belangstelling voor
alle zaken die op zijn geboorteplaats be
trekking hadden en wist dat tot uiting
te brengen in het aanleggen van een merk
waardige collectie van boeken en geschrif
ten van en over Jacobus Bellamy en Eli
sabeth Wolff - Bekker, van geschriften over
de geschiedenis van de stad en het gewest
en een verzameling van bijzondere histo
rische prenten en topografische afbeel
dingen. Na zijn te vroege dood in 1890
kwam deze gehele verzameling aan de stad
Vlissingen.
Dit enthousiasme was beslist niet overal
in de stad te vinden.
Ook hiervoor was een reden. In het
begin van de 19e eeuw was Vlissingen
bezet door de Fransen. In 1809 hadden
we een zware beschieting van de stad vanaf
de Nollendijk door de gelande Engelse
troepen. Zeer veel ging er verloren. Het
prachtige stadhuis van 1594 op de Grote
Markt ging in vlammen op. In dit gebouw
waren onze stadsarchieven, vele kunstvoor
werpen en particuliere bezittingen onder
gebracht. De branden hebben niets ge
spaard.
Tussen de jaren 1816 en 1881 verkreeg
de gemeente van particulieren enige kunst
voorwerpen in bezit, het was nog niet veel,
doch dat kon ook niet anders als men
bedenkt dat die jaren voor onze stad
bijzonder slecht waren en er een grote
economische crisis heerste.
Om aan geld te komen verkoopt de
gemeente in mei 1881 de zilveren kunst
voorwerpen aan het Rijk voor een bedrag
van 18.000,
Niet een ieder is het eens met deze
handeling. Deze wijze van handelen is in
de ogen van Willem van der Os een zeer
trieste zaak. Samen met de heren Gewin,
Kalbfleisch en Wibaut gaat hij aan de slag
om een tweede ramp als deze te voor
komen. Deze heren zien een redding in het
stichten van een „Oudheidskamer", waarin
de nog aanwezige kunstvoorwerpen veilig
gesteld moeten worden. Een adres aan het
stadsbestuur brengt stilstand in de verkoop
transacties en de inzenders van dit adres
krijgen bijval uit de gemeenteraad en van
vele vooraanstaanden uit de gemeente.
De Vlissingse Courant steunde de aktie
van de Commissie.
Het admiraalschip de Zeven Provinciën.
Foto: Back.
Het ging op een succes lijken, anderen
daarentegen hadden geen goed woord over
voor deze lieden en geloofden niet in de
oprichting van een Oudheidskamer, waar
mede toch ook weer overheidsgelden be
schikbaar moesten komen.
De aanhouders wonnen, en de Commissie
verkreeg uiteindelijk toestemming tot op
richting van de Oudheidskamer, die kon
worden ingericht in het Stadhuis aan de
Houtkade. Willem van der Os was gelukkig
met dit besluit. Op 29 oktober 1890 was
zijn levenstaak ten einde
De officiële stichting van de Oudheids
kamer van Vlissingen is gedateerd op 27
augustus 1890.
15