Samen met zijn charmante vrouw Maartje (zij is uit het nabijgelegen Yerseke afkom stig), de rustige-vriendelijke, kennelijk nim mer uit zijn humeur te brengen ober Albert en de „maitre", zoals de chef-kok hier wordt genoemd, tracht de heer Boudeling en naar ons oordeel met succes zijn gasten te verwennen. Hen aparte sfeer daar in „Inter Scaldis". Eerst die oprijlaan, en het ruime gazon, dan de entree via een ruime hal, die leidt naar de „zitkamer", zoals je de smaakvol met duidelijk Franse invloeden ingerichte salon-bar wel zou willen noemen. De trap leidt naar de bovenzalen. Maar gelijkvloers, aansluitend op de hal, zijn er een kleinere en een grotere eetzaal, die in elkaar overgaan. Ondanks het woord „zaal" heerst er een opvallend intieme sfeer. Daarvoor zorgen de niet al te hoge balkenplafonds, het aangepaste meubilair, de antieke voorwerpen en oude landbouw werktuigen, de oude Zeeuwse kaarten en afbeeldingen langs de wanden. Wie een blik naar buiten werpt ziet rondom het wijde Zuid-Bevelandse land schap. Kaarsen zorgen 's avonds voor nog meer intimiteit. Boudeling in zijn perfect zittend grijs kostuum lijkend op een aristocratische sportman blijkt een gezellig causeur: De gast mag kiezen hoe hij te woord wil worden gestaan: in het Hoog-Nederlands, het Zeeuwse dialect van de streek of in een buitenlandse spraak. „Ik ben een echte Zeeuw, verklaart Bou deling lachend, als hij een schaaltje „kru- kels" serveert als „hapje-van-het-huis" bij de borrel. „Kiik maar, de zwarte haren van de Spanjaarden en de blauwe ogen van de Noormannen." Het gesprek vlot wel. We nemen er nog eentje, vragen de spijskaart. Knikken in stemmend bij het lezen, fronsen soms ook de wenkbrauwen. Boudeling geeft toe, dat er eethuizen zijn met lagere prijzen, dan die in de Rótisserie worden gevraagd: „Maar het komt soms wel eens voor, dat je elders na een paar uur plaats moet maken voor een ander. Hier niet. Wie in „Inter Scaldis" eet, mag daar gerust vier uren aan een stuk, de hele avond voor nemen. Dus zijn we per uur goedkoper In „Inter Scaldis" wordt de „Nouvelle Cuisine" gevoerd. Gebaseerd op de oude Franse culinaire traditie, maar licht, aan gepast aan deze tijd. Room, boter, eieren zijn niet uitgebannen, wel „met verstand toegepast" vernemen we. Maitre Raymond Thuilier „chef" van het beroemde 3-sterren restaurant l'Ousteau de Baumanière in les Baux en Provence is één der grondleggers van deze culinaire kunst. Mevrouw Maartje Boudeling mocht bij hem die kunst komen afkijken, want ze „draaide" een paar weken in zijn „brigade" mee. De spijskaart vermeldt tal van heerlijk heden, menu's, zowel als schotels a la carte. Er blijkt een verleidelijke visschotel te zijn, samengesteld uit soorten, die de Zeeuwse stromen bevolken. Er is „Anguille Papiliote" met paprika, wijnsaus en champignons, ge raffineerd klaargemaakte gebakken paling, kreeft uiteraard en tong in variaties enzovoort, enzovoort. Dan zijn er drie gastronomische menu's. Wij kiezen de meest „bescheidene", nummer drie, met vier gangen: paté van 't huis, geurige groentesoep, kalfslende met een smeuïge saus, uiteraard gegarneerd met de nodige groentesoorten, enkele kaassoorten als dessert. Onze wederhelft ziet meer heil in een aantrekkelijke geurende entre-cöte en vruchtensalade als „toetje". In de „zitkamer" of de „salon" wordt de café-complet geschonken. Bij „Inter Scal dis" betekent dat een kannetje koffie met vorstelijke bonbons, en een sigaartje even in de cognac gedoopt We praten nog wat na. Over de wijn, die Kees Boudeling ons heeft aangeprezen, en die het voortreffelijk „deed". Noem hem zonder géne de prijs die u denkt aan uw wijntje te besteden. Gegarandeerd dat deze kenner van met name de Franse wijnen met een flesje aankomt, waarvan de in houd goed op de tong, en niet te zwaar op de rekening ligt. Er ontstaat de volgende gedachtenwisse- ling. Wij: „Inter Scaldis" lijkt ons een „def tig" restaurant, maar toch ook weer niet al té. Niet stijf. Wel gezellig." Boudeling: „Wij streven er naar een goed restaurant te zijn, met een eigen sfeer. Maar ik houd er van dat de mensen hier lachen, gerust luid lachen, want ze komen hier voor hun plezier". Wij weer: „Stel je nu speciale eisen aan gedrag en kleding van je bezoekers, streef je naar een zekere graad van élitair-zijn?" Boudeling: „Alleen de kwaliteit van mijn spijs en drank is élitair, als je dat gekke woord wilt gebruiken. Verder is iedereen hier welkom. Wie of wat men is, vind ik minder belangrijk. We verlangen natuurlijk wel dat iemand zich behoorlijk gedraagt, niet de boel op stelten zet, het niemand anders lastig maakt. Maar ik zei al: hier mag gelachen worden, vrolijkheid is in de Rótisserie niets vreemds. Bij ons komen burgemeesters en automonteurs, midden standers, vissers, journalisten, meubelmakers en landbouwers, Zeeuwen en Hollanders, Belgen en Spanjaarden, en wie weet Chi nezen. Als gast zijn ze me allemaal even lief. En wat die kleding betreft: als we soms eens een Bourgondische avond organi seren laatst hadden we er een met de Franse landbouwattaché als ere-gast vragen we wel avondkleding, net als met onze Kerstdiners, maar het moet niet. Het hele seizoen ontvangen we mensen die gekleed zijn in coltruien, sweaters, da mes in broeken en rokken: ook gasten, die liever wat conventioneler gekleed gaan. Ons is het om het even. Strenge eisen aan kleding stellen is uit de tijd. Als de gast zich maar „happy" voelt, dan zijn wij het ook." We kijken naar de koperen signaaltrom- petten en de jachthoorn, die als versiering boven de bar hangen. Boudeling lacht: „Er komt hier ook een gast, die wat aan muziek doet, die die dingen bespelen kan. Soms is hij met een paar bekenden de laatste gast van de avond. Dan speelt hij wel eens de taptoe op zo'n hoorn. Je ziet ook dat kan hier wel, al zou ik die brave meneer liever niet de hele avond op dat ding willen horen Dat is ook niet nodig, want uit de luid sprekers in de „zalen" van „Inter Scaldis" klinkt zeer bescheiden stemmige achter grondmuziek. Het wordt tijd weer eens op te stappen. We delen de heer en mevrouw Boudeling mee het voornemen te hebben nog eens terug te keren, zelfs een stukje over hun Rótisserie te schrijven. „Ieder welwillend mens is bij ons als gast welkom, of hij nu een trui of een hoge hoed draagt", zegt Kees Boudeling nog eens. „Je hebt me wel een „aristocratisch uitziend persoon" ge noemd. Ik ben zeer gevleid, maar dan wel ééntje, die ook democraat is en met z'n tijd meegaat, vergeet dat vooral niet Bij het afscheid vertelt Boudeling nog dat hij „Bailli de Zélande" van de kring Zeeland van het Nederlands genootschap van Wijnvrienden is, „dat is zoiets als op perhoofd". „Maar dat staat eigenlijk buiten het restaurant, ook al komen we hier wel bij elkaar voor wijn-proef-avonden. Dat is meer ontspanning voor mij, zoiets als voor iemand anders voetbal." Door het inmiddels donker geworden Be- velandse polderlandschap rijden we huis waarts. Dat was dan „een avondje Inter Scaldis". We hebben er beslist geen spijt van! Joris van Hoedekenskerke. 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 23