vistuigen beperkt Toegestane vaste voor sportvissers Ballade van de linden te formeren is en daardoor als onvervang baar moet worden beschouwd. Vooral in Zeeland maar ook elders waar het knotbomenbestand toch al niet groot is, kan het verdwijnen van iedere boom als een groot verlies worden be schouwd. Daarom is het een goede zaak dat de knotbomenacties, die het voortbestaan van deze monumentale bomen beogen, doorgaan! TIPGEVER. Sportvissers, in het bezit van een ver gunning voor vaste vistuigen in de kust wateren, mogen vanaf 1 januari 1977 nog slechts vissen met één der volgende vaste vistuigen: maximaal twee fuiken, waarvan het totaal van de gebruikte vleugels of schut- wand per fuik niet langer dan 15 meter, de fuik en vleugel niet hoger dan 75 centi meter mogen zijn; één schutwand, drijfnet of staand net met een maximaal toegestane lengte van 30 meter; één hoekwant van ten hoogste 30 meter lang. Horden waren tenen matten van plm. 2 bij 4 meter, die werden gebruikt als windscherm, maar vooral als tijdelijke brug naar het hooiland. Hierbij werden een aantal horden dakpansgewijs over elkaar op en kele draagbalken over een sloot gelegd. Voor paard en wagen was dat sterk genoeg. Koven zijn ronde tenen hutten, die in de wei werden geplaatst als onderkomen voor o.a. varkens en kalveren. Het nummer van de vergunning, die de Directie der Visserijen (Bezuidenhoutseweg 73 te Den Haag) op aanvraag kostenloos kan afgeven, dient duidelijk leesbaar aan het vistuig te worden aangebracht. Onder vaste vistuigen worden verstaan: aalkubben en -kistjes, palingfuiken, staand want, hoekwant, kreeftenkorven, weren en kommen, spiering-, bot-, greep- of harder- kamer of -vleugel, ankerkuil en andere vis tuigen die niet op één of andere wijze wor den voortbewogen. Gebruik van deze vistuigen behoudens de genoemde uitzonderingen is uitslui tend toegestaan aan beroepsvissers. De Ruilverkavelings-commissie heeft ondanks protesten van natuur beschermers en anderen toch twee eeuwen-oude linden in een weiland bij 's Gravenpolder gesloopt Hun stammen kreunden zachtjes toen ze vielen. Een graafmachine gaf de laatste stoot. Hun dood verwekt geen tranen, bomen hebben immers toch geen zielen? Wie treurt er nu om linden? Of om doodgespoten onkruid langs een sloot? Ook in dit Zeeland heersen harde wetten, en triomfeert het ambtelijk besluit. Als eenmaal de commissie heeft besloten, dan geldt geen argument meer. De commissie wéét het! Amen, uit! Hun stammen vielen kreunend op de aarde. Twee eeuwen brandhout van geringe waarde. Een wond in 't landschap, maar wat maakt dat uit? De commissie deed het, En daarmee: Amen, uit! Joris van Hoedekenskerke.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1977 | | pagina 19