„Het verkopen van oudere dorpswoningen in Zeeland als tweede woning dient met kracht te worden geweerd ne ruiten met soms wat macraméwerk gevel gaat de verweerde voordeur open, een somber iemand in donkere regenjas erachter, of een rekje met gekleurde pop petjes. De meeste oude huizen hebben hier een naam en een eigen gezicht: geen twee zijn er gelijk, net als de mensen. Sommige met een protserige fagade, hier sta ik! En andere bescheiden, weinig opvallend, prak tisch ingesteld: ze zijn alle verschillend van uiterlijk en karakter, ze verdragen elkaar, leunen en steunen al zolang tegen elkaar: ze hebben elkaar nodig, die huizen, die mensen hier. De tuin achter Le Baron Chassé is één voorzomerfeest van blad, gras, heesters en schaduwen, bijeen; lijster kijkt me achter dochtig aan, luistert, kijkt omlaag en heeft een worm-tartaartje. Man in hoge zoemende bouwkraan boven de Bellinkstraat zit daar heerlijk in de zon, wat een uitzicht over al dat groen, de pannendaken, die achter uitjes en dan af en toe een bundel houten balken ophijsen en die voorzichtig neer laten bij de timmerman op de bovenver dieping die er een kap van gaat maken. Twee metselaars bewerken en plaatsen oude bakstenen, stuk voor stuk, met routine- gebaar, in de grijze specie. Elektricien is ook al bezig met z'n draden, plastic pijpen en aansluitdozen. Zie jij óók zo graag wer ken, vraagt er een. Verderop een dwarsstraatje waar niets meer te redden valt, 19e-eeuws, vervallen, vernield, dichtgetimmerd met verbleekte reclame-borden. Nee, dat moet weg, ver tellen ze mij. Straks wonen er in de Bel linkstraat, en op zovele plaatsen elders jonge mensen in hoge smalle huisjes; hoge huur misschien op smalle basis, ik weet het niet. Moderne meubeltjes, een standaard keukentje, indirect verlichte slaapkamertjes, een bergzoldertje onder de kap die nog ruikt naar nieuw vurehout. Maar de ge veltjes die moeten het doen, die geven het huis de identiteit; dat is nou ónze voorgevel, midden in de stad, 16e- of 17e eeuws of van iets later! Bij een geheel nieuwe aanpak van bestaan, gezin, inspraak, denkwijze en communicatie, informatie en materialen een woninkje in de oude binnen stad met een eigen gezicht en een eigen sfeertje. Prachtig, ze zijn te benijden die het lukt! Weer andere straten met huizen van notarissen, architecten, artsen: grotere res tauratiepanden met tuinen en muren er omheen. In de voorzomer zie je hoeveel groen er is in deze stad, pronkend in talloze schakeringen; van bleekgele propperig uit lopende knoppen van een late iep, tot de witte kaarsen van een veel vluggere kas tanje. De iep heeft nog zon op bast en takken, nu nog wel; koolmees schudt de veertjes los tot die bol staan, veegt de bek af en moet weer nodig naar z'n nest. Ijle wolkensluier waait onafzienbaar hoog over, doet zonlicht even verkillen; men verwacht heel wat van het weer op zo'n dag! Dan weer warmte op in oude stijl bestrate doorgangen met blauwstenen stoe pen en schuine kelderluiken, als op oude gravures. Er wordt gewoond en gewerkt, onder bleekgroen buislampenlicht; iemand aan een overladen schrijftafel met twee tele foons, beneden doet de postbode weer een verse lading brieven en drukwerk in de bus. Een gepensioneerde wandelt met z'n boxer. Ergens giert een cirkelzaag, rammelt een cementmolentje. zoemt een transportbandje waarmee kratten sterke drank in een pak- huisje verdwijnen. Op zo'n morgen komt er veel geleidelijk- aan in werking: bouwkraan, schrijfmachine, elektrokar van de bakker, stratenmakers hamer, kwast met witte muurverf, maga- zijnsteekwagen, zemelap, koffiezetapparaat, de doorsmeerspuit in de garage. Och ja, die auto! Da's waar ook, je ziet er hier niet veel rijden, kan ook niet, maar goed ook. Stratenpuzzel bij de Oostkerk met de vergrijsde barok, een subliem autowrak er vlak naast. Woninkje met grijze stenen vloer, vrijwel leeg: doorkijk naar zonnig keukentje met klein binnenplaatsje, zon door ruitjesraam over de gebaarde kop van jongeman die aan z'n werktafel staat te boetseren. Niet groot, dat atelier; maar hij heeft er ruimte ge schapen, ruimte om zich heen om te wer ken, afstand te nemen van hetgeen hij maakt. Witgekalkte muren, een wandkleed van vlas aan de muur en een prikbord. Meer niet! De zomermorgen verloopt volgens plan. Om zeven uur is het stil in de stad, een enkel personeelbusje misschien; meer leven in de vogels dan in het verkeer. Om half acht wordt al gebouwd, gevoegd, bestraat, geveegd, geboend. Om acht uur komen ambtenaren, beamb ten, onderwijzers, boekhouders, winkelmeis jes, bankbedienden en obers op straat, velen met aktetas of tasje aan hand of fietsstuur. Rond half negen de schoolkinderen, de schooltieners in bonte pelotons uit de om ringende dorpen binnenfietsend, de moeders met kleuterschoolklantjes. Intussen is het verkeer recht evenredig toegenomen; spits uur is veel te groot woord voor Middelburg, gelukkig maar! Na negen uur: de huismoeders, de eerste winkel- en supermarktklanten, de groot hoeklensamateurs, de hondenuitlaters, de postkantoorklanten, de krantenkopers, de gepensioneerden, de loket-informatiezoekers etcetera. Om tien uur de eerste bussen met toe risten die weldra neerstrijken op de zon nige terrasjes, dc koffieshop St. John bij de Vismarkt wordt gezellig druk. Begin van het heilige Hollandse koffiehalfuurtje dat wel eens wat uitloopt als je niet zo érg hard (meer) hoeft te werken. Of even wat serieus wilt bespreken met iemand. Of als je vanuit je hoekje eens wilt horen hoe de opgroeiende jeugd over de dingen denkt. Of als je wacht tot 'n auto doorgesmeerd is. Die staat klaar in de koele werkplaats met die mechanische geluiden, 'n zoemende hefbrug, 'n bonkende compressor, startende motoren. Een andere wereld; ook hier wordt gewerkt, straalt actie uit, wordt ser vice gegeven, en wordt geld verdiend. De wagen zoeft Middelburg uit. die prachtige zomermorgen, op de slingerende asfaltweg naar huis. Vroeger moet Wal cheren veel mooier zijn geweest dan nu: smalle keiwegen omzoomd door hoge mei doornhagen, sneeuwwit deze maand; een enkele is er nog wel. Vruchtbare akkertjes in bont patroon; ook op de landwegen iets van dat beslotenc van de stad. Dat enorme contrast met de weidsheid van de polders en de wijdheid van de wateren rondom: bij Domburg, de burcht in de duinen; bij Souburg, dc burcht in het zuiden. Waartussen Middelburg, de burcht in het midden, stad die 17 mei 1940 een ver woestende klap kreeg en sindsdien én het oudtijdse stadsplan, én de monumenten én het groen weet te behouden en te behoeden. S. Z. Ze hadden jaren in het kot geleefd, bijeengespaard van zuur verdiende centen. Doorbrachten er hun winters, ook hun lenten. Hun kinders trokken uit. Het ging hun reed'lijk goed, maar met de jaren drukten dagen zwaarder, en nader kwam 't bejaardenhuis. De huur was hoog, maar 't eten was niet karig, en ook de kamer vonden ze „niet on-arig" Ze wilden 't kot verkopen en van die som beleven een diep-verlangde armoe-vrije ouderdom. Maar de gemeenteraad zei „nee", want hun kot lag in de kern, en de gemeente had besloten: „Geen vreemden in die afgedankte kotten. Dat maakt ons dorp onleefbaar, en het centrum 's winters stil". De bijstand regelt nu hun laatste wensen. Het kot verpaupert zonder mensen, maar de gemeente decreteert: „Geen tweede woning in de kern zo lang wij regels stellen!" De ratten fuiven nu in 't kot, die zijn niet meer te tellen Voor hen heeft „leefbaarheid" getriomfeerd Joris van Hoedckenskerke. 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1975 | | pagina 24