Hn/imsto<J(
Het bankenstelsel voor Schouwen's west
kust, overgenomen van een hydrographische
kaart uit 1887.
De Kloosters als redders.
Ik geloof niet dat het met uitzon
dering dan van Burghsiuis in de ge
schiedenis van het Nederlandse redding-
wezen verder ooit is voorgekomen, dat in
een tijdsbestek van 83 jaar het bevelhebber
schap over een reddingboot uitsluitend aan
leden uit cén familie werd toevertrouwd.
Jacob van der Klooster (den aowen Jaop)
werd in 1862 de eerste schipper van de
Burghsluise reddingboot. Hij was toen 33
jaar. Na hem volgden zijn zoons Marinus
en Cornelis en tenslotte was zijn kleinzoon
Jacob schipper tot 1945, toen de bezetters
de boot vernielden.
Alleen al in de jaren, gelegen tussen
1866 en 1892, werden aan de Kloosters in
totaal 16 zilveren en 1 bronzen medaille
toegekend wegens moedig gedrag. Met uit
zondering van Andrics, maakten vrijwel alle
andere zonen van Jacob deel uit van de
reddingbootbemanning.
Uit verhalen van oorspronkelijke west
hoekbewoners krijg ik de indruk, dat de
Kloosters uit Burghsiuis destijds een af
zonderlijk wereldje vormden, apart van de
overige buurtbewoners. Dat ze in de loop
der jaren talloze schepelingen van een
wisse dood wisten te redden, drong daarom
waarschijnlijk onvoldoende naar buiten
door. Aan het oog onttrokken door branding
en duisternis deden ze hun plicht. Blijkbaar
hadden ze er desondanks geen enkele be
hoefte aan om met hun doen en laten te
koop te lopen.
Het is ondoenlijk om alle tochten te
beschrijven, die Jacob van der Klooster
met de reddingboot heeft gemaakt gedu
rende de jaren dat hij schipper was.
Zijn laatste tochten maakte hij op 29
en 30 november 1897. Jacob was toen al
een bejaard man. althans naar de begrip
pen van die tijd. Desondanks had hij de
helmstok nog steeds niet uit handen willen
geven.
In de vroege morgen van de 29e november
strandde het Engelse stoomschip Baidar
tijdens hevig stormweer op het Noordland.
Ofschoon hij zich niet helemaal fit voelde,
aarzelde Jacob van der Klooster geen ogen
blik en aanvaardde hij met zijn zonen de
barre tocht naar de in nood verkerende
vrachtvaarder.
Bij het Noordland gekomen, bleek de
Baidar zo hoog op de bank te zijn geslagen
dat de reddingboot het schip niet bereiken
kon. Men besloot voor anker te gaan om
de vloed af te wachten. Toen de storm
echter nog steeds in hevigheid toenam en
de toestand voor de reddingboot wat al
te gevaarlijk werd. besloot men naar Burgh
siuis terug te keren. Op de terugtocht werd
de boot twee malen op zijn zij geworpen,
maar dank zij de zware kiel richtte hij
zich telkens weer op. Doornat en vermoeid
bereikte men 's middags om vier uur veilig
de haven van Burghsiuis.
Om drie uur in de nacht van de 30e
november vertrok men weer naar het ge
strande schip. Het weer was inmiddels wat
bedaard en tegen acht uur in de morgen
bereikte men de Baidar opnieuw. Daar
waren ondertussen ook Jacob van Bevercn
uit Veere en Marien van der Klooster Dirk-
zoon uit Burghsiuis met hun vissersschuiten
aangekomen. De kapitein van de Baidar
werd met 16 van zijn bemanningsleden aan
boord van de reddingboot genomen. De
rest van de equipage ging aan boord van
de beide visserschepen.
Voor Jacob van der Klooster bleken deze
reddingstochten toch te zwaar geweest te
zijn. Kort daarna overleed hij en verloor
het reddingwezen een van zijn meest mar
kante figuren van de zuidelijke kuststreek.
Als schipper van de reddingboot werd
Jacob van der Klooster opgevolgd door zijn
zoon Marinus, die toen 34 jaar was. Het
werk was hem niet vreemd, want reeds
op 20-jarige leeftijd maakte hij deel uit
van de reddingbootbemanning. Ook Marinus
van der Klooster maakte als schipper van
de reddingboot een groot aantal moeilijke
reddingen mee.
In 1906 werd in de Prinses Wilhelmina
zo heette de reddingboot van Burghsiuis
een motor geplaatst. Omdat de bedrijfs
zekerheid nog wel wat te wensen overliet,
was men zo verstandig om ook de zeilen
nog intakt te laten.
In 1907 werd aan Marinus van der Kloos
ter door Koningin Wilhelmina de bronzen
De Ruijtermedaille toegekend in verband
met zijn grote verdiensten voor de scheep
vaart. In 1913 kreeg hij samen met de
overige bemanningsleden van de Franse
regering de reddingsmedaille in zilver.
In 1920 werd hij zwaar gewond doordat
16