Vanuit de veenstreken in het westen van ons land vond destijds het turfvervoer naar de grote steden plaats met zgn. turf- eikers. Dat waren lange, smalle schepen, voorzien van een mast, waaraan een ra zeil of een emmerzeil met een stagfok. In de 19e eeuw waren de potten en puijen uit de noordelijke veenstreken verdwenen. Daar was voor het turfvervoer een ander scheepstype ontwikkeld de praam waarvan er vele soorten hebben bestaan. Door hun vorm waren ze vooral geschikt voor het vervoer van turf en van boom stammen. Naarmate de pramen groter wer den, werd er turf mee vervoerd over de Zuiderzee, de Waddenzee en de grote ri vieren. Uit de pramen ontwikkelde men de tjalk, die eveneens geschikt was voor vervoer van turf. Ze waren aanvankelijk uit gerust met een spriettuig, zoals onderstaan de plaat laat zien. Dc turfschipper en zijn negotie. Vele schippersgeslachten hebben in de loop van de tijd turf vervoerd uit de veen streken naar de afnemers. Hun klanten woonden overal in den lande, dus ook in onze streken. Reeds in 1674 schijnen Friese turfschippers een glasraam te hebben ge schonken voor de kerk in Waterlandkerkje waarop het delven, trappen, steken en drogen van turf was weergegeven. Jammer genoeg schijnt dit raam omstreeks 1840 weer te zijn opgeruimd. In 1794 brachten veel Friese schippers turf naar Goes voor dc zoutnering, terwijl omstreeks diezelfde tijd in Zierikzee turf uit de noordelijke veenstreken werd ge bruikt voor het stoken van de droogovens ten behoeve van de meekrabverwerking. Dit zijn slechts enkele feiten die zijn opge tekend. Dat de turfhandel in vroeger jaren belangrijk was, blijkt overigens wel uit het feit dat veel plaatsen hun turf kade, veenkade of turfmarkt hadden. Nog in 1711 bestond in Middelburg een reglement op het lossen en tonnen van turf en zelfs in 1804 kende men er nog een reglement op het bedrijf van de turfkruiers. In het westelijk deel van Zeeuws-Vlaan- deren werd regelmatig turf uit het noorden geleverd, die per schip via het Kanaal de Linie werd aangevoerd en aan zgn. turfzaten werden gelost. Met de komst van de steenkolen scha kelden dc meeste fabrieken op deze brand stof over, maar bleef turf als huisbrand toch nog een belangrijk artikel. De turf handel kreeg wel een ander karakter, door dat dc turfschipper zelf als handelaar be gon op te treden. Hij kocht zijn turf in de venen en leverde ze af aan vaste afnemers. Ook gebeurde het wel dat de turf door de schipper met zijn knecht werd uitge vent, waarbij ze dan luidkeels de kwali teit van hun waar aanprezen. Een bekend winkeltje in Middelburg waar in vroeger jaren veel turf werd verkocht is het hier afgebeelde pand Turf kade 33, waar in destijds de familie Olree woonde. De tjalken zoals de ouderen onder ons ze nog gekend hebben, konden 100 a 150.000 stuks turven vervoeren. De lading moest wel vakkundig worden gestuwd, ter wijl de bovenlast iets naar de zijden werd uitgebouwd en met planken, luiken, kettin gen en staaldraad werd verzekerd. Ook met slecht weer mocht de lading niet gaan schuiven. Er is zelfs een tijd geweest dat vanuit het Gronings - Drents veengebied turf werd uit gevoerd naar Oostzeehavens. Zo werd de Groninger tjalkschipper vertrouwd met de zeevaart. Toen in de 19e eeuw de betekenis van de turfgraverij verminderde, legden deze kofschippers zich steeds meer toe op de zeevaart. kanalen of de Vecht af om via Zwarte- water en Zwolse diep de Zuiderzee op te varen. Na door dc Oranjesluizen te zijn opgeschut, vervolgden ze hun tocht over de Keulse vaart naar het zuiden, om via Lek, Merwede en Hollands Diep de Zeeuwse stromen te bereiken. Voor anker liggend bij slecht getij en varend bij gunstige stroom bereikten ze tenslotte hun bestemming, waar sluis- of havenpersoneel hen als oude be kenden begroette. Meestal wisten zij al van hun komst af. Het was een prachtig gezicht als men hun pramen of tjalken zag komen, de donkere zeilen scherp af stekend in de koude heldere voorjaarsavond of onder de warme zomerzon. Met hun fleurige wimpels brachten ze leven en kleur, overal waar ze in ons waterlandje verschenen. Ze hielden het uit tot in de dertiger jaren, sommige althans. Er waren toen nog beter gesitueerden die turven pre fereerden voor hun open haarden en minder met aardse goederen bedeelden die turven in hun kachels stookten omdat kolen voor hen te duur waren Turf kade 33. Ja, op onze binnenwateren was het turf schip destijds een bekende verschijning. Hun schippers waren een merkwaardig slag men sen. Ze hadden over het algemeen veel min der haast dan andere collega's, de vracht schippers. Ze hebben nog lang uitsluitend op de zeilen gevaren. Nog in de twintiger jaren van onze eeuw kwamen ze met hun schepen bomend of trekkend de Drentse Turf-tjalk uit Friesland (uit „Ons Zeeland). De meeste turfschepen waren toen reeds, de een na de ander, ten offer gevallen aan de voortsnellende tijd. Haast onmerkbaar gingen ze roemloos ten onder. Ze vonden hun einde op de scheepssloperijen, teerden langzaam weg tussen riet en plompe- bladeren of werden zodanig verbouwd, dat van hun vroegere schoonheid slechts een karikatuur overbleef. Hun schippers waren oud en hun zonen waren gedoemd zich mo derne schepen aan te schaffen. Ze begonnen daarmee een jachtig en rusteloos leven, dat hun ouders niet hadden gekend. Wie her innert zich nu nog namen als Dijkema, Pik, Pasveer, Veenstra, Blaauw. Siebenga, Hartman, Roukema of Woudstra? Jaren lang voorzagen zij ons van turf. Er zijn er natuurlijk nog veel meer geweest. Met hun Ebcnhaëzer, Goede Verwachting. Vol harding, Nieuwe zorg, Zwerver of welke na men ze verder ook voerden, behoren ze bij een vervlogen tijd. In dit verband is het zeer verheugend dat, dank zij het initiatief van een Dordtse fa milie, een in Zwartsluis nog steeds aanwe zige turftjalk onlangs van een wisse onder gang kon worden gered. Het betreft de uit 1892 daterende turft jalk De Hoop, groot 96 ton en nog zeer volledig uitgerust, tot en met originele turfmanden toe. Het schip zal t.z.t. een ligplaats worden toegewezen in de Aelbrcchtskolk te Delfshaven, die men als nationaal openlucht binnenvaartmuseum hoopt in te richten (bericht uit P.Z.C. van 23 januari 1971). Wie wat van het voormalige veenbedrijl wil zien kan nog in Drente terecht. In het vroegere veendorp Barger Comparsuüm is n.l. nog een veenmuseum. Het bestaat uit een nagebouwde dorpskom op een overge bleven stukjes hoogveen, begroeid met eiken, en laat de bezoeker zien op welke wijze 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1974 | | pagina 12