Van de omvang van deze moemering op Walcheren krijgen we een indruk uit de hierbij afgedrukte plaat, waarop de di verse moerneringsgebieden staan aange geven. (Overgenomen van het kaartblad Walcheren, uitgegeven door de Rijks Geo logische Dienst.) Moerneringsgebied op Walcheren Ter ontsluiting van de veengebieden voor het vervoer van de gestoken turf werden op Zuid-Beveland reeds vroeg primitieve weg getjes aangelegd in de verlande geulen van kreekjes. Via deze wegen werd de turf naar de grote kreekruggen gebracht, waarop de grotere bewoningskernen waren gesticht. In de (verdronken) oostwatering van Zuid-Beveland waren het vooral bepaalde abdijen die daar uitgestrekte veengronden hebben geëxploiteerd. Men trof er over wegend wilde moeren aan, dat zijn veen gronden zonder kleidek. In het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaan- dcren waren het vooral de monniken van Ter Doest die zich met de moernering bezig hielden. Ze groeven in de 13e en de 14e eeuw kanalen door de veengronden die zo wel voor de ontwatering als voor de afvoer van turf werden benut. Zo stond de haven van Hulst door middel van een sluis in ver binding met de moervaart (de oude Lieve), die vanuit het veengebied benoorden Hul- sterloo tot langs de noordzijde van de stad liep. Aan de Hulsterse veengebieden grens den weer uitgestrekte moergronden in Saaf- tinge. Voor de afvoer van turf liep er een vaart vanaf het dorp Saaftinge naar Hulst. In het Hulsterambacht worden ook Graauw en Stoppeldijk genoemd als plaatsen waar veenontginning plaats vonden. Voorts lagen er grote veenkomplexen in het Axeler ambacht. Zo strekte zich des tijds het Lepemoer uit vanuit België tot aan Axel. Daarnaast lagen er nog veengronden ten noorden, ten zuiden en ten oosten van Axel. Ook rond Zuiddorpc trof men grote veenkomplexen aan. terwijl in de onmiddel lijke omgeving van Biervliet eveneens moer gronden lagen, die zich uitstrekten in de richting van Zelzate. In het westelijk deel van Zeeuws-Vlaan- deren en dan vooral in de buurt van Aar denburg, werd eveneens turf gestoken. Zo wordt reeds in de 12e eeuw de Aarden- burgse moer genoemd, een uitgestrekt veen gebied ten oosten van Aardenburg. In 1180 schonk graaf Floris van den Elzas aan de abdij van Ter Doest gronden bij Rodenburg tussen Wolfshil en Sconeveld om turf te graven. De meeste veengronden waren grafelijk eigendom. Ze werden zowel aan geestelijke instellingen als aan particulieren ter ont ginning uitgegeven. Deze ontginning vond in hoofdzaak plaats gedurende de 13e eeuw. Een uitgebreid stelsel van kanalen of zgn. leeden was noodzakelijk zowel voor de ont watering van het te ontginnen veen als voor de afvoer van de turf. Omstreeks het jaar 1300 was de turfexploitatie in de Aarden- burgsemoer nagenoeg afgelopen. De turf werd zowel voor de zoutwinning als voor verwarmingsdoeleinden gebruikt. Vooral in Biervliet is de zoutnering van be lang geweest en Axel had zelfs zijn bloei voornamelijk aan de zoutnering te danken. Aan het Axelsc havenkanaal hebben destijds 49 zoutketen gestaan. Ook in Saaftingen is al vroeg sprake van zoutketen, terwijl uit een charter van 1378 blijkt dat aan de Ee buiten Aardenburg een of meer zoutketen stonden. Een zeer belangrijk turfafnemer was wel de stad Gent. Naar het schijnt liep vanuit de veengebieden een stelsel van waterlopen richting Gent, waarlangs de turf werd aan- Voornamelijk in het oostelijk deel van Zeeuws-Vlaanderen heeft men zich tot het eind van de vorige eeuw nog vrij intensief met het steken en verhandelen van turf bezig gehouden. In 1843 werd in Zeeland nog vergunning verleend om in totaal 15 ha turf af te gra ven. In 1852 bedroeg deze oppervlakte 14 ha. In 1858 kwam men nog tot een produktie van 117000 ton turf. In 1872 werd vergun ning verleend om veen af te graven over een oppervlakte van 2,17.60 ha onder Lams- waarde,, terwijl in 1875 in de Stoppeldijk polder vergunning werd verleend voor het afgraven van 1,3 ha en in de Terpauluspolder van 0,8 ha. Toen tijdens de eerst wereldoorlog (1914 - 1918) al gevolg van stagnatie in de aan voer van steenkolen gebrek aan brandstof kwam, zijn er op Walcheren nog boeren ge weest die derrie uit hun land staken. Ook in de Zuidhoek onder Zierikzee werd in die jaren nog vrij veel turf gestoken, voorname lijk door Belgische vluchtelingen. Nog in 1917 werden vergunningen ver leend tot het ontvenen van 1,5 ha in de Ter-Pauluspolder en 1,5 ha in de Stoof- gevoerd. Een tekst uit 1292 bewijst eveneens het bestaan van „Waterganc tussen Bier vliet en een deel van het Zelzatermoer. Deze waterweg was noodzakelijk, omdat inwoners van Biervliet daar veengronden bezaten. Blijkens stadsrekeningen uit de 17e eeuw kwam het merendeel van de in Middelburg aangevoerde turf destijds uit Saaf tingen. De ze turf werd niet alleen als huisbrand aange wend, maar ook de industrie profiteerde ervan. (Zoutbereiding, meekrabverwerking, bierbrouwerijen.) Naar het schijnt hebben de grote over stromingen omstreeks het laatste kwart van de 14e eeuw in Zeeuws-Vlaanderen de pro duktie van zout uit veen sterk doen dalen. Nadat Karei V zijn algehele verbod tot het graven van turf had afgekondigd, begon men aanvankelijk voornamelijk ten be hoeve van industriële doeleinden turf van elders te betrekken, vooral uit de noor delijke provincies. polder onder Hontenisse. In datzelfde jaar werd aan Hoven en Henny's handelmaat schappij te 's Gravenhage vergunning ver leend tot het steken van derrie uit het Ver dronken land van Saaftinge. Zelfs tijdens de laatste wereldoorlog zijn zowel uit het Konijnenschor (Verdronken land van Saaftinge) als uit de schorren bij Viane op Duiveland nog zoute turven ge stoken. Dat door het stoken van dat zoute spul veel kachels een vroegtijdig einde vonden, behoeft geen nader betoog. Nog steeds bestaat in Zeeland een pro vinciaal reglement op de verveningen. Het werd het laatst vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 16 juli 1897. In onze tijd van atoomenergie en aardgas lijkt hand having van dit reglement weinig zinvol. Nu echter de toevoer van aardolie minder wordt, weet men het maar nooit. De exploitatie van de laag- en van de hoog venen. Het turfgraven en zodra men onder het grondwater kwam het baggeren van veen, behoorde vooral in de late middeleeu wen tot de belangrijkste plattelandsindu- Moergronden in de vier ambachten, (kopie van een kaart, voorkomende in het jaarboek 1960 - 1961 van de oudheidkundige kring De Vier Ambachten). DE VIER AMBACHTEN IN DE MIDDELEEUWEN 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1974 | | pagina 10