Dirk Dronkers (1801-1881) Bekende Zeeuwen uit vroeger tijd Ongeveer een eeuw geleden, om precies te zijn in de jaren 1872 en 1873, kwamen enkele voor Zeeland uiterst belangrijke civiel-technische werken in uitvoering. Het ging met name over de aanleg van een spoorlijn van Bergen op Zoom naar Vlis- singen, de aanleg van een kanaal door Walcheren en de bouw van havens en sluiswerken in Vlissingen en Veere. In de jaren die aan de uitvoering van deze werken voorafgingen komen we her haaldelijk de naam tegen van een man die zich in het bijzonder heeft beijverd voor de totstandkoming ervan. Deze man was Dirk Dronkers. Zijn aktiviteiten alhoewel toen niet algemeen gewaardeerd en ge prezen zijn desniettegenstaande voor Zeeland toch van een dusdanig belang ge weest, dat het zinvol lijkt thans nog eens na te gaan wat hij deed en wat daar ten slotte uit voortvloeide. Dirk Dronkers werd op 6 april 1801 in Axel geboren als zoon van Vincent Dronkers en Anna van Dikshoorn. Na zijn lagere schooltijd werd hij in Sas van Gent te werk gesteld op het kantoor van de Rijks waterstaat. Zijn baas was daar de nader hand bekende ingenieur P. van Diggelen. Reeds op jeugdige leeftijd werd Dronkers aangesteld als opzichter van de Rijkswater staat. Hij trouwde op 4 december 1822 in Hoofdplaat met Julia Philippina du Bosch. Zij was afkomstig uit een gefortuneerde familie. Op 10 juni 1824 werd in Sas van Gent hun eerste kind geboren. In datzelfde jaar vroeg en kreeg Dirk Dronkers eervol ontslag uit de waterstaatsdienst en vestigde hij zich als zelfstandig aannemer. Als zo danig verhuisde hij in 1826 met zijn gezin naar Middelburg, in welke plaats hij het grootste deel van zijn werkzame leven zou blijven wonen. Aanvankelijk schijnen zijn werkzaam heden zich voornamelijk te hebben bepaald tot het onderhouden en herstellen van zee weringen, maar kort daarop ging zijn be langstelling uit naar het bedijken van daarvoor rijpe buitengronden. De tijd waar in hij zich als zelfstandig ondernemer vestigde, leende zich nog bij uitstek voor de ontplooiing van zijn onmiskenbaar veel zijdige ambities, omdat de landsoverheid toen nog weinig bij de stimulering en de uitvoering van die soort werken betrokken was. Naarmate de tijd vorderde, zou dat echter anders worden. Omstreeks 1830 huurde Dirk Dronkers van de Staat voor een aantal jaren een opwas in het Noordsloe, de zgn. Oranje plaat. Het jaar daarop kocht hij het huis De Dry Clavers in de Vlissingsestraat, dat hij kort daarop met vrouw en kinderen be trok De Dry Clavers. Anno 1973. Negen jaren later, nl. in 1840, komt hij eerst goed op dreef. De geïsoleerde ligging van de Zeeuwse eilanden en mede van de hoofdstad Middelburg zag hij terecht als een ernstige belemmering voor de ont plooiing van het gewest. Hij besloot daar om pogingen in het werk te stellen om verbetering in deze toestand te bewerk stelligen. Daartoe zond hij samen met een zekere Frederik van Sorge een uit voerig adres aan de koning, waarin hij ver gunning vroeg: a. tot het graven van een kanaal vanuit het marinedok in Vlissingen naar Mid delburg, voorzien van de nodige slui zen; b. tot het wijzigen van drie binnenbaden te Middelburg in een behoorlijk dok, met ruime en veilige ligplaatsen; c. tot het uitdiepen van het in de jaren 1813 en 1816 gegraven havenkanaal van Middelburg naar het Sloe en de bouw van een sluis aan het uiteinde daarvan; d. tot het afdammen zowel van het Sloe als van het Kreekrak tussen Bath en YVoensdrccht. De kosten van deze werken raamden ze toen op ongeveer 4 miljoen gulden. Tegen de uitvoering van de onder d ge noemde werken schijnt het departement van oorlog bezwaar te hebben gemaakt als gevolg waarvan het ingediende verzoek werd afgewezen. Hierdoor niet ontmoedigd dien den beide heren in 1842 een gewijzigd plan in, waarbij de afdamming van het Kreek rak echter was weggelaten. Krachtig door de gemeente Middelburg ondersteund, besloot" de regering daarop een commissie te benoemen om de vóór- en nadelen van de ingediende plannen te be studeren. Op enkele wijzigingen na bleek deze commissie gunstig over de plannen te oordelen maar vóórdat de regering op het verzoek had geantwoord, vroegen Dronkers en Van Sorge in 1845 een consessie aan voor de aanleg van een spoorlijn van Venlo over ~s Hertogenbosch naar Middelburg, met een zijtak naar Vlissingen. De aanleg van spoorwegen, waarmee in ons land inmiddels een begin was gemaakt, had Dronkers namelijk weer op een ander idee gebracht, nl. om, gecombineerd met zijn reeds bestaande plannen voor de ver binding met het vaste land, een spoorlijn aan te leggen. Deze spoorlijn zou dan een schakel moeten vormen in de verbinding tussen Duitsland en Engeland over Zeeuws gebied. Inmiddels had Dronkers in 1843 in op dracht van de ambachtsgerechtigden van Oud-Vossemeer en Vrijberghe voor een bedrag van 119000,een bedijkingswerk uitgevoerd in de Krabbekreek, waardoor de Hollarepolder ontstond. Naast andere ak tiviteiten was hij echter toch de aanleg van een spoorlijn die Zeeland moest ont sluiten, als zijn levenswerk gaan zien. Zo wel in 1845 als in 1846 schreef hij daarover uitvoerige brochures waarin hij zijn verdere plannen in de publiciteit bracht. Bij koninklijk besluit van II maart 1846 verleende de regering hem inderdaad een concessie om Zeeland door middel van een „ijzeren spoorlijn" met het vaste land te verbinden. Deze regeringsbeslissing veroor zaakte in Zeeland grote vreugde. Een grootse toekomst scheen voor onze pro vincie weggelegd. Ook van Engelse zijde bleek voor de plannen grote belangstelling te bestaan. Zij meenden nl. dat bij ver wezenlijking ervan ook het handelsver keer met Duitsland, België en Frankrijk zou toenemen. De blijdschap van Dirk Dronkers werd echter spoedig getemperd toen bleek dat een aantal bezwarende bepalingen in de consessie waren opgenomen, waartegen de geldverstrekkers grote bezwaren hadden. Fen van de meest bezwarende voorwaarden was wel dat een zgn. breed spoor werd voorgeschreven, dat niet overeenkwam met de reeds bestaande spoorbreedten in de aangrenzende landen. Desondanks gaf de Staat in mei 1S47 aan Dronkers c.s. boven dien nog in erfpacht „alle aan de Staat behorende op- en aanwassen, die in som mige gedeelten van Sloe en Oosterschelde zouden ontstaan." Dit recht zou 99 jaren duren en ingaan op de dag dat met de aanleg van de spoorlijn begonnen zou wor den. De kapitaalsverstrekkers lieten het vooralsnog afweten, waardoor ook de uil voering van de werken op zich liet wachten. In dit verband dient nog te worden opgemerkt dat als gevolg van de aanleg van spoor- en tramvervoer aanvankelijk de vrees bestond dat de gezondheid en de gemoedsrust van de reizigers en van liet vee dat graasde op aan de spoor- of tram baan grenzende weilanden, in gevaar zouden komen. Ook toen bestond er dus al vrees voor milieuverontreiniging. Doordat men te vens het ekonomische belang van het rail verkeer nog onvoldoende inzag, waren Ne derlandse geldverstrekkers niet bereid de benodigde gelden op tafel te brengen. Spe ciaal Engelse kredietgevers bleken daartoe echter wel bereid, mits daarbij duidelijk 9

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1973 | | pagina 9