het grootste gedeelte gesticht op kosten van de admiraliteit. De kerk en de pastorie werden in 1828 gebouwd. Na de bouw van het fort en van de huizen werd de bur gerlijke gemeente Fort Bath ingesteld, waar van de begrenzing op bijgaande afdruk is te zien. Een almanak uit 1840 vermeldt dat Bath toen ca. 213 inwoners telde en dat er geen kermis gehouden werd. In 1865 was de ge meente Fort Bath 485 ha groot en waren er 550 inwoners. Deze inwoners waren gedeeltelijk afkomstig uit de forten van Den Doel, Liefkenshoek en Lillo, welke forten na de bouw van het fort Bath werden ontruimd. De oude inwoners van Bath spraken daarom niet het plaatselijke dialekt. Naar het schijnt is het geslacht Van Boven afkomstig uit Liefkenshoek en het geslacht Dronkers uit Den Doel. Rilland stond vroeger bekend als de burgerlijke gemeente Rilland en Maire. Het dorp leefde aanvankelijk wat in de schaduw van het aangrenzende Bath. Voor kerk en school was men op Bath aangewezen. Naar mate het inwonertal van Rilland groeide, kwam daar verandering in. In 1840 telde PROVINCIE ZEELAND. het dorp reeds meer inwoners dan Bath, nl. ca. 330. De begrenzing van de gemeente Rilland en Maire was in 1866 als op bij gaande kaart staat aangegeven. De ge meente was toen 1891 ha groot en telde 750 inwoners. In de loop der jaren heeft Rilland zijn rivaal Bath in zielental en belangrijkheid overvleugeld. Dat kwam vooral doordat eerst achteraf bleek dat het fort weinig betekenis had voor het doel waarvoor het in feite was gebouwd. In 1809 werd het door de Engelsen bezet tijdens hun poging de Fransen te verdrijven. Deze bezetting duurde echter slechts kort. Op 4 mei 1814 werd het fort voor goed door de Fransen ontruimd. Tijdens de Belgische opstand werden in 1831 de buitenwerken uitgebreid. Nadien werd de bezetting van het fort allengs ge ringer en met het geringer worden van het aantal soldaten, verdwenen tevens de ne ringdoenden. In 1876 werd het fort tenslotte opge heven, terwijl in 1878 Bath met Rilland werd verenigd tot de burgerlijke gemeente Rilland-Bath. We kunnen ons de gevoelens van de oude Batsenaren voorstellen toen hun Kerk werd afgebroken om in Rilland weer te worden herbouwd. De latere eigenaren. Na de grote overstromingen die in de loop van de 16de eeuw het oostelijk deel van Zuid-Beveland teisterden, is de eigendom van de heerlijkheden Rilland en Bath door vererving en verkoop herhaaldelijk in an dere handen overgegaan. Het laatste leenregister vermeldt als eige naar van de ambachtsheerlijkheid Rilland Joh. Pieter van den Brande te Middelburg en diens zuster Jacoba. In 1872 waren de GEMEENTE RILLAND m MAIRF. enige ambachtsheren A. Kakebeke Jzn. en J. C. Kakebeke, beide te Goes. Later kwam een deel van de heerlijkheden in handen van Adriaan Buteijn, destijds wethouder en loco-burgemeester van Rilland-Bath. Nadien is, voor zover mij bekend, de ambachtsheerlijkheid teniet gegaan. In de laatste steenrol staan als eigenaren van de heerlijkheid Bath vermeld Joh. Pieter en Jacoba van den Brande, B. V. van der Bilt, baron Van der Gracht van Reimerswaal en baron Van der Duijn. In het geo grafisch woordenboek uit 1840 staat mr. J. H. baron van Doorn van West- kapelle als ambachtsheer vermeld. Om streeks 1875 was de eigenaar W. H. Slicher. Tot de dag van vandaag is de eigendom met de daaraan verbonden heerlijke rechten in handen van de familie Slicher van Bath gebleven. Verbindingen met de buitenwereld. Vele jaren hebben Rilland en Bath wat verlaten gelegen in de uiterste oostelijke punt van het toenmalige eiland Zuid-Be veland. Bij Bath eindigde de weg en verder kon men niet. Tussen Bath en het Bra bantse vaste land lag een natuurlijke bar- rièrre; het getijgebied van het Kreekrak. Na de bedijking van de Reigersbergse polder werd in 1777 een veerdienst inge steld van Bath naar een aantal plaatsen langs de Bovenschelde en langs de Een dracht en wel naar Den Doel, Lillo, Zand vliet, Osscndrecht, Bergen op Zoom en Oud-Vossemeer. In 1806 was Jan van Boven veerman van de Batse kaai en na 1824 pachtte Cornelis Griep het veer. In 1837 bestond er vanuit Bath geen veer meer. Wel voer er vanaf 1841 nog een veerman vanaf Walsoorden naar diverse plaatsen langs de Westerschelde, onder andere naar Bath. Deze veerverbinding werd echter na 1874 weer gestaakt. In 1864 werd ook vanaf De Paal (gemeente Graauw) nog een veerdienst geopend op Bath en andere plaatsen, maar in 1874 ging ook deze dienst ter ziele. De Kreekrakdam. Aan het isolement kwam voor goed een eind, toen door Staatsspoorwegen een dam door het Kreekrak werd gelegd, die op 28 juni 1867 werd gesloten. Op 1 juli 1868 werd de spoorlijn van Bergen op Zoom naar Goes geopend, waarbij ook Rilland een halteplaats kreeg Met het oog op deze spoorwegverbinding werd in 1865 nog een veerdienst ingesteld van Clinge naar Br.th, die het uithield tot 1877. In het destijds bekende weekblad Eigen Haard uit het jaar 1876 beschreef de his toricus Nagtglas de omgeving van de Kreek rakdam in^ de volgende bewoordingen: „Wanneer men Zuid-Beveland over den in 1866 gelegden dam door de Oosterschelde binnenrijdt, zal de eerste indruk bij een vreemdeling waarschijnlijk niet heel gun stig zijn, en als dan een kille wind uit het noordoosten over de onafzienbare vlakte giert, zal menigeen oordelen dat het eerste spoorwegstation niet ten onrechte den naam van „Ril'Tand draagt. In plaats der be koorlijke uitzichten op den glooiende bodem der boschrijke landstreken van Noord-Bra bant, aanschouwt men hier, bij laag water, voor zover het oog reiken kan, slechts kale, bruine schorgronden, glibberige, gladde slijkplaaten, ondiepe kronkelende kreken, in de verte begrensd door de schuimende golven van den ontzaggelijken waterplas, wiers loop hier door den zwaren dam ge stremd wordt". Ofschoon men natuurlijk met de nieuwe spoorwegverbinding erg blij was, bleef er toch nog een belangrijke wens over, nl. een wegverbinding met het Brabantse achter land. De eerste poging daartoe dateerde reeds van 1867. Voorlopig bleef de minister van Waterstaat echter alle pogingen tot wegaanleg afwijzen. Zodoende was het zelfs in 1913 nog slechts mogelijk om per voertuig van Zeeland naar Noord-Brabant te komen door dat voertuig in Rilland op de trein te zetten en het vehikkel in Woensdrecht weer uit te laden. Het hier bij afgedrukte fragment van een aude topo grafische kaart illustreert deze toestand nog duidelijk. 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1973 | | pagina 6