Over fuiken en palingkistjes
op het Veerse meer
is thans geheel dood. Een zelfde lot staat onder andere de Rijn
te wachten. Over de Westerschelde hoeven we het in dit ver
band niet te hebben! Daarover spraken we bovendien reeds in
een eerdere bijdrage.
Luchtverontreiniging:
de energievoorziening door fossiele brandstoffen dient te
worden beperkt;
verbrandingsgassen dienen alvorens in de atmosfeer over
te gaan te worden gezuiverd van zwavelhoudende ver
bindingen (overeenkomstige maatregelen zijn nodig met be
trekking tot fluor, ozon, chloor, etc.);
de toenemende inkrimping van het luchtzuiverende ver
mogen van het groene plantendek op aarde dient een halt te
worden toegeroepen;
Bodemverontreiniging:
de invloed van de schade door luchtverontreiniging (o.a.
zwavelzuur) en waterverontreiniging (irrigatiewater) op de
bodemvruchtbaarheid dient nader te worden bestudeerd;
door vergelijking binnen iedere klimaatgordel dient men te
komen tot een overzicht van alternatieve vormen van bodem-
gebruik, zo mogelijk tot restauratie van de natuurlijke ve
getatie.
Voor een verantwoord beheer van de bodem beschikt men in
principe over voldoende „know how", mits de politieke wil
aanwezig is.
Slot.
Als hoofdelement voor een nationaal beleid ten aanzien van
de mens en zijn milieu beveelt het bestuur van de Nederlandse
akademie van wetenschappen aan het bevorderen van op het
milieu gericht onderwijs en opvoeding voor alle lagen van de
bevolking en het inbouwen in het onderwijs van besef van ver
antwoordelijkheid voor het milieu. Het is zeker niet overbodig
vooral op laatstgenoemd aspect te wijzen. Individueel en col
lectief dragen wij een zware verantwoordelijkheid, waar we
nooit onderuit kunnen. Nimmer zullen wij kunnen zeggen, dat we
het niet geweten hebben. Integendeel, we gaan de mist in en we
weten het. Dat is het trieste en onverantwoordelijke van deze
zaak.
dat het juist ook vrouwen zijn als mevrouw mr. C. Kannegieter
(voorzitster), mevrouw J. H. Stikkeloren - Vervooren en mevrouw
M. E. A. Sandberg - Braat, die deel uit maken van het bestuur
van de vereniging. Zij staan kritisch tegenover de milieuverpes-
ting in het algemeen en de industriële ontwikkeling van Zeeland
in het bijzonder.
Het is goed dat deze dames hun verontrusting uitdragen.
We vinden hen hierbij sterker staan dan bestuurders, die ge
prikkeld worden omdat hier en daar de euvele moed getoond
wordt door de bakker, huisvrouw of slager om te twijfelen aan
het beleid van de overheid, daarbij deze eenvoudigen van geest
het recht ontzeggend er iets over te zeggen.
Wat moet worden gedaan.
De bezorgdheid maakt zich meester van de bevolking. En on
der die bevolking verstaan wij niet alleen de bakker, de slager
en de huisvrouw, maar tevens de wetenschapsman, de des
kundige op dit gebied. Wij kwamen kortgeleden in het bezit van
het gezamenlijk verslag van de Nederlandse deelnemers aan het
in september 1969 te Londen belegde symposium „Man-made
changes in the environment". Dat het bestuur van de Nederlandse
akademie van wetenschappen er hoge prijs op stelt dit ver
slag op ruime schaal te verspreiden, onderstreept naar onze
mening het grote belang er van. Wij willen onze geachte lezers
niet vermoeien met het vakjargon van de deskundigen. Toch
lijkt het ons goed als sluitstuk van deze bijdrage enkele con
clusies weer te geven.
Waterverontreiniging:
de overbemesting door landbouwmeststoffen dient drastisch
te worden beperkt;
het industrieel en huishoudelijk afvalwater moet niet alleen
van organische stoffen worden gezuiverd, maar tevens wor
den gedemineraliseerd alvorens te worden geloosd;
het gebruik van persistente of moeilijk afbrekende stoffen
in de landbouw, industrie, geneesmiddelen en bevolkings
huishouding dient te worden verboden;
Als voorbeeld wordt in dit verband de Mississippi genoemd,
eens een visrijke rivier, waarop thans het afval van acht grote
en zeer veel kleinere bevolkingscentra wordt geloosd en waar
intensief bewerkte landbouwgebieden aan grenzen. Deze rivier
Dankzij de enorme voedselrijkdom heeft
ook het kleine groepje beroepsvissers op het
Veerse meer een rijk bestaan aan de pa
lingvangst. De beroepsvissers zijn zo ver
standig de aal iets groter mee te nemen
dan de wettelijke maat toestaat, zodat de
vis belangrijk zwaarder aan de markt komt,
dan bijvoorbeeld via de kuilvisserij op het
IJsselmeer, die „veters" vangt. Door een aal
één of twee jaar langer te laten grazen in
het meer, wordt de opbrengst vaak enkele
honderden grammen meer. Des te minder be-
roepsvissers des te beter er afspraken over
vangstlimieten kunnen worden gemaakt. Er
spelen nogal wat vragen rond de aalvisserij
door het beroep.
De laatste jaren is het aantal fuiken op
het Veerse meer sterk toegenomen. Ook op
stekken, die voor de watersport en hengel
sport van groot belang zijn, verschijnen
fuiken. Er zijn zelfs grote fuiken en onder
watervleugels uit het IJsselmeer aangevoerd
om de vangsten op te schroeven. Deze
vleugels staan zelfs op plaatsen waar de
scheepvaart ankert en op sommige stukken
Veerse meer staan palingfuiken (dus palen),
die in het donker grote beletsels voor de
scheepvaart en pleziervaart opleveren. We
willen deze klachten niet overdrijven, maar
ze zijn er. De intensiteit van de bevissing
door het beroep is enorm toegenomen en
vergeleken bij de hoeveelheden, die het be
roep op het meer vangt, vallen de hoeveel
heden aal, die de soort verschalkt beslist in
het niet. Ook de hengelsport moet de be
roepsvissers een goed bestaan gunnen, als
het tenminste niet te gek wordt. De sport
vissers mogen diverse beroepsvissers op
het Veerse meer zelfs dankbaar zijn, dat ze
met grote fuiken vissen, waarin de forel,
die moet worden teruggezet in het water,
weinig beschadigingen oploopt. De sportvis
sers mogen de verschillende beroepsvissers
wel dankbaar zijn, dat ze zo trouw de bin-
nengezwommen forel terugzetten, omdat dit
toch de nodige overlast bezorgt. Dat geeft
de hengelsport de verplichting goed uit te
kijken, dat ze geen fuiken met hun bootjes
beschadigen of hun hengeltuig in de fuiken
verward gooien.
Er zijn watersporters met kruisers, die
soms stomweg in de fuiken varen. De hen
gelaars weten wel beter. Meestal is het
onoplettendheid van de booteigenaren, die
vaak niet eens een behoorlijke waterkaart
aan boord hebben. De hengelaar heeft alle
belang bij een goede verstandhouding met
het beroep, dat de kost moet kunnen ver
dienen.
Een actuele vraag is alleen of er in het
compromis over water en vis tussen be
roep, watersport en hengelsport geen betere
afbakening van belangen op bepaalde delen
van het meer moet komen. Een fuik langs
de waloever kan honderden hengelaars de
kans ontnemen te vissen vanaf de wal. Maar
6