JAN CAREL PILAAR.
293
mogen niet beslissen, wat van hem zoude geworden
zijn, indien die omstandigheden anders geweest wa
ren; doch het is niet moeijelijk de waarschijnlijke
uitkomst te schatten, wanneer men uitgaat van het
geen hij geleverd heeft. Ten gevolge dier vorming
door eigene oefening, verstoken van den algemeen
erkend nuttigen invloed, dien de omgang met ande
ren, beoefenaars van de zelfde of eene aanverwante
wetenschap, op de ontwikkeling van den geest uit
oefent, was pilaar niet vrij van eene zekere eenzij
digheid, gelijk men veelal bij autodidacten waar
neemt, hechtte hij zich te zeer aan eenmaal opge
vatte denkbeelden; ontbrak hem de kennis van dat
ruimer gezigtspunt, waaruit men de zaken van meer
dan eene zijde vermag te beschouwen en ze, althans
in meerdere mate, zoo als zij werkelijk zijn, leert
kennen. Een en ander stond zijne wetenschappe
lijke ontwikkeling zeer in den weg. Niet te ontken
nen is de gunstige invloed, door den omgang met
zijnen vriend, den hoogleeraar kaiser, op zijne
wijze van zien uitgeoefend; doch dezen leerde hij
eerst op lateren leeftijd kennen, toen de afwijkin-