206
ALLES VERGEEFSCH.
Vergeefsch dat keldermans het stamhuis der
geliefde poogde te redden door het pronkstuk van
zijn genie.
Vergeefschdat een afgunstige zich de mogelijk
heid van het bezit eener schoone maagd poogde
voor te behouden door valsche list.
Vergeefschdat de grondslagen werden gelegd
voor een torenspits, die de hoogste der aarde moest
worden. Verbrokkeld en ontsierd staat het voetstuk
daar, tuigende van den kunstzin en de kracht van het
voorgeslacht, tuigende van voormaligen luister
eener stad, eens magtig en aanzienlijk thans
starende op de puinlioopen van vroegere grootheid.
Voorwaar, eene stem zegt: „roep alle heer
lijkheid des menschen is als het gras en al zijne
grootheid als eene bloem des velds. Het gras ver
dort, de bloem valt af
Maar het woord des Heeren blijft in eeuwigheid."
En dat is het woord dat ook aan den voet van
die, zelfs in hare onvolkomenheid statige zuil ver
kondigd wordt!