ALLES VEUQEEFSCH. 155 op hen aankwam. Eenigen sclienen gewapend; aan hun hoofd was een man, in wien zich al spoedig onderscheiden liet een aanzienlijk inwoner van Zierikzee, willem bolle, 's graven rentmeester Beoosten Schelde. Zoodra deze zijnen man ont waarde sprak hij hem aan met de woorden Is het op uw last, heer arent, dat zich die mannen daar meester maken van het gestrande goed?" De aangesprokene verwaardigde zich niet op te staan, maar mat met eenen verachtelijken blik den rentmeester van het hoofd tot de voeten en sprak wrevelig Wat zou dat? Ja!" Dan verbied ik u in 's graven naam, er een hand meer aan te slaan," was het antwoord op vasten toon. De andere rigtte zich op en sloeg de hand aan het korte zwaard, dat hij op zijde droeg. Met een sar- renden grimlach zeide hij „Wie durft mij hier bevelen? Ik ben op eigen grond en lach wat met uw verbieden. Vat aan, man-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 205