ALLES VEBGEEFSCH.
153
tusschen het touwwerk, en de schippers en varens
lieden wenschten zich geluk, dat zij in tijds binnen
gaats waren geraakt; want het liet zich aanzien dat
wie in zulk noodweer tusschen de banken raakte,
zich zoo goed als verloren rekenen kon. Menige
rappe gast, die uitkeek naar lucht en zee, besloot
om zijn vaartuig nog wat beter vast te sjorren en
beklaagde de arme schepelingen, die minder geluk
kig dan hij, daar dobberden op wind en weder. Het
scherpziend oog had even voor den ondergang der
zon in het zuidwesten een zeil ontdekt en het alge-
meene gevoelen in de schippers-herbergen was, dat
zoo 't aan dat schip niet gelukken mogt scherp bij
den wind op te werken en nog voor den nacht open
zee te krijgen, de volgende morgen slechts wrak en
splinters en wie weet hoe veel lijken! beschij
nen zou.
De vrees werd bewaarheidin den ontzettenden
orkaan, die gedurende den stikdonkeren nacht woei,
sloeg de koopvaarder tegen de banken aan stukken,
en toen met het opkomen der zon de storm aanmer
kelijk bedaarde, bragt de invallende vloed planken