106 EEN KONINKLIJK BEZOEK
genwoordig te zijn. Ik zou u onder dezen, zoo wel
als onder hen, die met een officieel karakter bekleed
zijn, dezen en genen bekende kunnen aanwijzen
doch gij stelt er weinig belang in, als ik u maar
de verzekering geve, dat quikijn coenelissen, zoo
min als willem leendeetsz, bij het openbaar ge
hoor van den Deenschen vorst zal gemist worden.
Laat ons dan maar aanstonds de ruime zaal van het
kasteel, waar het gegeven zal worden, binnentreden
en onze opmerkzaamheid geheel schenken aan het
merkwaardige, dat er bij voorvalt.
liet komt u, dunkt mij, voor, dat de Deensche
monarch en zijne gemalin op hunne breede zetels
met minder vorstelijk zich voordoen dan aan het
feestmaal van gisteren. De eerste is ten gevolge van
den bangen nacht, dien hij doorworstelde, wel iets
bleeker, maar er ligt op zijn gelaat toch iets, dat ge
tuigt van mindere gejaagdheid, meer levensgeluk.
En de vorstin, hoe heeft haar wezen niet de tint van
wie geluk gaat verspreiden! Hoe indrukwekkend
is met ADOLF VAN boüegondie nu hij, nadat de ge
roepenen der burgerij en met dezen zoo vele onge-