DE VERBRIJZELDE VIOOL. Zij gaf den toon aan in ons dorpje Geen feest nu meergeen zang der min Wie zal de jeugd in 't rond doen springen Wie zet het kermisliedjen in? Naauw was een trouwdag aangebroken, Of hoor, daar trilde reeds de snaar Ze ging aan 't lieve bruidje zeggen De brnigomsstoet is spoedig daar. Als Heeroom naar heur toon dorst luistren Was 'tof zijn vrees voor 'tdansen week, Daar zelfs de vreugde, die ze spreidde, De wolk van 's vorsten voorhoofd streek. Hoe zong ze vaak het lied der zege Voor vaderlandsche moed en trouw! Ach, kon ik gissen dat de vreemdling Op haar, mijn schat, zich wreken zou!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 71