DE VERBRIJZELDE VIOOL.
(Een liedje van BifnANGEn.)
DOOll
W. J. VAN ZEGGELEN.
Kom hier, hond, let niet op mijn ti'anen;
Eet, arme trouwe lotgenoot,
Daar, neem mijn laatste feestgebakje
Wij deelen morgen 't roggebrood.
De vreemdling heeft door list verwonnen
En bragt ons dal in angst en druk,
Hij eischte „een dansdeun!" 'kwon niet spelen,
Hij trapte mijn viool aan stuk.