AANTEEKENINGEN.
beschouwen magzegt in zijn a. w., bl. 201wat wij meld
den aangaande het brengen der eerste tijding van de aanna-
dering des vijands aan gisel iiebrecilt toen prediker
a onder de Aardenburgsche Mennisten, dewelkenaar 't ver-
ii haal van de Hollandsche Mercuriusin die attacque ook
a het al deden 't welk hun hunne geloofsleere toeliet." Zoo
is dan ook de Hollandsche Mercurius een g e 1 ij k t ij d i g
getuige. De heer s. "BLAUpot ten cate vergist zich dus
wanneer hij in zijn a. W., D. I, bl. 246aldus schrijft over
de verdediging van Aardenburg in 1672 Ook de Doopsgezin-
ii den droegen het hunne bij tot de verdediging dier stad waar,
a men henzelven vroeger zoo uiterst onvriendelijk had behandeld.
//Wij vinden er wel geene melding van gemaakt
//bij de geschiedschrijvers, zelfs ook niet bij
//dezulke van die dagen zelve, als Valkenier en
//Aitzema" enz. Ook in de Tegenw. Slaat van alle Vol
kerenD. XII {generaliteitslanden), bl. 459, noot (11), wordt
berigt, dat de Doopsgezinden veel dienst deden aan't krijgs-
ii volk en de burgerijdezelve van velerlei noodwendigheden
rijkelijk verzorgende. Uit hel geschreven verhaal van Bur-
ii gemeester antiiony peurssen Dit verhaal van een
Aardenburgschen burgemeester behelst dus een nieuw getui
genis. Er wordt op bl. 458 van het a. w. in de noten van
gesproken en nog berust dat verhaal onder de aardenburgsche
archieven. Eindelijk, dit zijn de woorden in de meerge
melde leerrede van R. beert a Onder dit alles waren de
Doopsgezinden vreedzame inwoners en zoo wel als anderen
a schoon zij uit gemoedelijk bezwaar geen oorlogswapenen
a durfden gebruiken nuttig voor deze stadvoor de maat-
ii schappij en de zamenleving. Dit zag men o. a. in den
a jare 1672 toen Aardenburg door de Eranschen zoo onver-
ii wachts werd aangevallen en een ieder zich tot verdediging