LUIMIGE VOND VAN BELLAMY. 273 stads grond boomen zou planten, zoo scheet en zoo onhandig geplaatst, dat zij het schoone Vlissingen allerjammerlijkst zouden ontsieren! De planterij wordt onderzocht en de werk man kreeg eene heusche, maar niettemin na drukkelijke vermaning om het bedorvene te verbeteren en in 't vervolg beter op te passen waaraan de onthutste man, nu nog veel be vreesder over het bovennatuurlijke papier on- middelijk voldeed. (Zekere fokmon, in der tijd touwslager te Tholen, een bloedverwant van B. plagt deze anecdote meermalen te vertellen. Wij vonden haar nergens vermeld en het vers 't is jam mer, maar te vinden zal het wel niet meer zijn).

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 321