AANTEEKENINGEN.
Niet lang geleden doorbladerde ik het in 1846 te Gouda,
bij g. b. van goor, vertaald uitgegeven werk van F. t.-b.
clavel Geschiedenis der Godsdiensten.
In het eerste deel, bl. 158 161, vindt men eenig ver
slag van de Tzengaris of zoogenaamde Heidensin Frankrijk
ook wel Bohemers en Egyptenaars geheeten; in Hongarije be
kend als Cingony's en Pharaonepak of volk van Farao:
maar in Engeland Gypsies, in Schotland Cairds, in Spanje
Gitano's, in Rusland Frengani, in Italië Zingari,in Zweden
Spakarnig,in Denemarken en Noorwegen Tatars, in Duitsch
land Zigeuners genaamd.
De beste nasporingen, omtrent dit in verstrooijing levende
volk, schijnen gedaan te zijn door rienzi.
Omstreeks het einde der XI Ye en in het begin der XVe
eeuw verdreef timour-khan of tamerlan eene menigte volks
stammen der lagere kasten, door zijne hun land verwoestende
strooptogtenuit Hindostan. De verjaagden verspreidden zich
al ras over westelijk Azie, Egypte en Barbarije. Van de
stammen die meer Noordwestwaarts getogen warendrongen
er ook door in Europa. In 1417 sloegen zij zich neder in
Hongarije en Boheme,envan d&ar verstrooiden zij zich weder
verder over Europa henen. Ook naar het Zuidoosten hebben