DE HEIDEN. »»Ja, neem gerust dit bankpapier, 't Is u vertrouwd maar in wat streken v Ik immer omdool arm en fier »»Of, is het onweer ééns geweken, In vrede en welvaart nederzit Ik weet het, voor wiens heil ik bid." En zekerhij vergat hem niet; De Heiden leefde in zijn gebeden, Ook toen een wonder scheen geschied En hij weêr Frankrijk mogt betreden, Nadat hijbij zijn wedertogt Den Heiden vruchtloos had gezocht. Hij denkt aan 'tbankpapier niet meer; Hij wenschte nooit het weêr te aanschouwen, En schonk het in zijn hart veeleer Dan dat hij 't wilde toevertrouwen; Ja! 'twas een kiesch geboden gift Yoor weldaad hem in 'thart gegrift. Maar 'twas perez, die anders dacht. Den vlugtling wist hij na te sporen. Diens wederkeer, zoo onverwacht, Klonk hem als feestmuziek in de ooren. Naar Frankrijk wendt hij fluks zijn schreen, En spoedt naar Montreal zich heen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 268