DE HEIDEN. 219 Hij volgt <len toegesnelden knaap Langs bergstroom, rots en afgrond henen. Bij dag geen rust, bij nacht geen slaap, Tot zijn vervolgers zijn verdwenen, En eindlijk hij op Spaanschen grond Verlost als door een Engel, stond. Gij zijt gered ik ijl weerom Spreekt nu de jongling en wil scheiden. Aanvaard dit goudmijn eigendom Roept Montreal. TJ trouw te leiden «Was mij een vreugd, geen ander loon "Begeer ik," zegt des grijaards zoon: Wierd ooit mij zulk een dienst betaald Mijn vader zou het nooit vergeven «Maar nu ge vrij weêr adem haalt, Denk dan somwijlik dank mijn leven »"Een armen Heiden, diep veracht;"" Ik ben van dat gesmaad geslacht Zóó sprak perez, de Tzengari: Men mogt hem vrij Gitano noemen, Een zwerv'ling over de aard; maar wie Zou zulk een blanke deugd niet roemen? "Perez! bewaar dan dit voor mij,"" Hernam de graaf, geroerd en blij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 267