DE HEIDEN.
Hij waagt hetwakkre Montreal
Hij waagt het, want hij moet het wagen.
Voor hem kan eerst in 't gindsche dal
De morgen der verlossing dagen.
Hij moet het moordziek Noorden uit,
En trekt al verder naar het Zuid.
Daar doolt hij als 'tgejaagde wild,
Welks spoor men zoekt in berg en dalen.
Voorwaarhier mag geen tijd gespild
Men komt, men zal hem achterhalen.
Wie leidt des zwervlings wankle schreên
Door 'tPyreneeseh gebergte heen?
Hij ziet een huthij klopt er aan
Of soms hem schuilplaats zij geschonken.
Een grijsaard ziet hij voor zich staan;
Hij voelt zijn moedzijn hoop ontvonken
Zoo ras hij 't eerbiedwaard gelaat
Hes tieren grijsaards gadeslaat.
Neem hier geen rust, hoe moede en mat;
Daar ginds" zegt minzaam de onbekende,
Wijst u mijn zoon een veilig pad
Niet ligt genaakbaar door de bende,
Die daar uw spoor, al zoekt ze uw bloed,
In zulk een doolhof missen moet."