206 barse's afscheid. Te strijden met het zwaard van Uwen heil'gen geest. Geen woord, dat ooit mijn hart meer welkom is geweest.' Heb dankDoor Uw bestel werd ook mijn naam geschreven In d'eedle broederschap, die zich U heeft gegeven. Haast is mijn heil voltooid. Dat, Heiland! is uw werk! Oneem mijn leven aanten zegen van uw Kerk. Op, broeders! op! ik voel een heil'ge zucht ontbranden, Om in de duisternis, van gindsche verre stranden Het licht te ontsteken van het aangebeden kruis! Hoe lacht mij 'tuitzigt aan, dat eens in 's Vaders huis, Waar d'Eengeboren zoon zijn broeders in zal leiden Mijn oog, met blijden dank, zal over 'taantal weiden Door mij daarheen gebragt en door mijn hand ontrukt Aan t nacht lijk donkerdat hen nog omgeeft en drukt Reeds hoort mijn oor het lied, door zaal'gen aangeheven, Waarin de dank zich mengt, aan mij, die hun het leven En 'shemels heilgenot deed vinden, toen de dood Hun eenig uitzigt was en niemand redding bood. Wat is do roeping schoon door God mij aangewezen Ik breng d'ontrusten rust, stort moed in hen die vreezen, Ik rigt geboog'nen op en breng verdoolden wêer, En vorm der Heid'nen kroost, tot kind'rcn van den Heer, O! goddelijke taak, waar voor ik 'tal wil wagen, 1 oor u verlaat ik blij, mijn vaderland, mijn magen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 252