156 DE REDENRIJKERS TE GOES.
2. dat hare exercitien zijn superstitieus en
afgodisch
3. dat zij in haer einde zijn verzelt vant pro-
faniteit en goddeloosheiten
4. dat zij geheel verschillende waren van de
borgerlike gilden en schutterien in de steden."
Men liep er hoog mede en gaf het stuk eene
plaats aan het hoofd van het acteboek G, waar
het de eerste 28 folio's vult!
Den 24 Januarij 1673 volgde het strenge
Placaat, dat in het gr. Plactb. deel III, 594;
Kerkel. Plactb., deel I, 746, wordt aangetroffen;
en alzoo scheen nu de vernietiging der Eeden
rijkers haar beslag te hebben verkregen. Dit
was evenwel nog niet zoo. Zij verscholen zich
alleen wat meer en gaven, nog jaren daarna,
zoo al niet in de stad, dan toch op het land
van tijd tot tijd zoo krachtige blijken van leven
dat Staats- en Kerkvergaderingen er weer van
gewaagden. Wat na 1678 te Goes gebeurde
is reeds boven vermeld. Wat er op het land
plaats hadwerwaarts de Kethorijkspelen de