ADRIAAN UYTTENHOOVEN. 79 belaagtdat men hem nu behandelde als een kwade jongendie zich wel te vreden moet houden als hij zijn speelgoed wederkrijgtdat indien hij zijne geweren enz. op eigen kosten en moeite wederhaaldehij bleef zonder herstel in zijne eer. Het antwoord was gansch niet malsch en behelsde de toezegging van een dragt rotting slagen bijaldien de eigenaar der wapenen zich te Brielle vertoonen durfde. Uyttenhooven in- tusschen, die zeer wel wist dat het weghalen der geweren niet door het gemeen uit eigen beweging geschied was, maar dat de raddraaijers der an dere partij zich meest onder het collegie van Leenmannen bevonden, hield vol, met dat gevolg dat hij zijn wapenen terug bekwam. Zulks ge schiedde wel niet op de wijze als hij verlangd en waarop hij regt hadmaar hij schreef er zelf van ik kon er mij niet verder in moeijelijkheid over steken en ook aan hetgeen bij zulke beroeringen prsejudiciabel voorvalt, is geen regte kant te krijgen. Ondertusschen heb ik zoo veel satisfac tie gehad als er in soortgelijk geval op zat.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1855 | | pagina 125