(Japanse) Knotszakpijp (Styela clava Herdman, 1882) Het betreft een ca. 12 cm lange, bruine (geelgrijze tot roodbruine) solitaire zakpijp. Het oppervlak is rimpelig en leerachtigEen opvallende verschij ning. De uitstroomopening staat op ongeveer een kwart van de lichaamslengte onder de top, de instroomopening gewoon bovenaan. Op de rand van beide openingen zijn, met name aan de binnenkant, duidelijk donkerbruine banden zichtbaar. De openingen kunnen bij verstoring gesloten worden. Het lichaam staat op een korte, vaak bijna niet zichtbare steel, waarvan de onderkant is vastgehecht op een harde ondergrond. Op het lichaam zitten vaak kleine algjes, diverse kleine diersoorten en ook regelmatig een andere, kolonievormende zakpijp - bijvoorbeeld Paarse geleikorst of de Druipzakpijp. Zoals voor alle zakpijpen geldt, bestaat het voedsel uit plankton, dat uit het water gefilterd wordt. Deze soort wordt voornamelijk in ondiep water gevonden, tot ca. 25 m diepte. Hij vestigt zich op stenen, grote bruinwieren, houten pieren, scheepsrompen, etc. Kan goed tegen water met lage zoutgehaltes en enige vervuiling. Gedijt goed in water met weinig stroming, omdat hij, mogelijk nog meer dan zijn familieleden, zelf zorgt voor de waterstroming die nodig is voor zijn voedselvoorziening. Japan, Korea, Siberië; Australië; West- Europa; Noord-Amerika(beide kusten). In Zeeland is deze soort zowel in de Oosterschelde als in de Grevelingen één van de meest algemeen voorkomende solitaire soorten, direct na Ascidiella aspersa and Ciona intestinalis. Ook dit is een diersoort die oorspronkelijk niet in onze streken voorkwam. Het komt wel veel voor bij de zakpijpen. Zou dat met hun vastgehechte levenswijze te maken hebben? Of zouden larven gemakkelijk lange tochten overleven? Hij werd in 1953 voor het eerst bij Plymouth (Zuid- Engeland) gezien; vandaar heeft hij zich in de zeventiger jaren uitgebreid over West-Europa. Dit proces is beschreven door Lützen (1999).Vanaf 1981 tenslotte wordt hij ook aan zowel de oostkust als de westkust van Noord- Amerika gevonden, en ook in Australië is hij ingevoerd (zie ook Buizer, 1983). Waarschijnlijk is hij afkomstig uit Korea, waar het dier door mensen gegeten wordt. In Nederland werd deze soort het eerst waargenomen in 1974, bij Den Helder, en tevens in de Oosterschelde 181 5(eefauna in 'eefand

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2005 | | pagina 185