van een kolonie Kokmeeuwen of sterns,
zoals in de inlaag 's-Gravenhoek op
Noord-Beveland (1999: 4 paar). De
broedbiotopen worden gevormd door
ondiepe, vaak voedselrijke
(duin)meren, plassen en vennen, met
een rijke bodem- en oevervegetatie. Het
nest is een plat, half-drijvend bouwsel
van plantenresten, zoals we dat kennen
van de Dodaars en de Fuut. Op grond
van het geringe aantal broedparen en
hun kwetsbare voorkomen in
Nederland is de soort op de Rode lijst
geplaatst.
Behalve broedvogel is de Geoorde fuut
bij ons inmiddels ook een belangrijke
doortrekker en wintergast geworden.
Op basis van de aantallen die hier dan
(tijdelijk) verblijven is de soort geselec
teerd voor de Zeeuwse Rode lijst. In de
Delta is het Grevelingenmeer veruit het
belangrijkste gebied voor deze doortrek
kende en overwinterende Geoorde
futen. Ook in het Veerse Meer en het
Markiezaat komen ze wel voor, maar in
een veel geringer aantal. Tot het begin
van de jaren '80 werden er in de
Grevelingen buiten het broedseizoen
maximaal slechts enkele tientallen
geteld, maar vanaf 1983 vond een spec
taculaire toename plaats tot een voorlo
pig piekaantal van bijna 3300 in okto
ber 1998. De Grevelingen heeft zich
daarmee ontwikkeld tot één van de
belangrijkste ruigebieden voor de
Geoorde fuut in West-Europa. Het
maximumaantal wordt meestal bereikt
in september of oktober, waarna een
afname volgt tot een min of meer stabiel
winteraantal vanaf december van circa
200 vogels. Waarschijnlijk is het rustige
en uitzonderlijk heldere water met een
overvloed aan voedsel er de oorzaak van
dat de Geoorde fuut er zo is toegeno
men. Ook andere vis-etende vogelsoor
ten, zoals de Fuut en Middelste zaag-
bek, komen er talrijk voor.
G.v.Z.
Geoorde futen in zomerkleed
199